Frans ensemble La Rêveuse kiest partij voor de dieren

Wie denkt dat muzikaal activisme vooral iets is van pop- en rockmuzikanten, moet eens luisteren naar het Franse klassieke ensemble La Rêveuse. De musici uit Orleans, specialisten in muziek uit de zeventiende en achttiende eeuw, richten zich op hun nieuwe album Le Concert des Oiseaux onder andere op de gevaren die voor veel dieren dreigen.

De musici onder de artistieke leiding van Florence Bolton en Benjamin Perrot brengen allereerst een fonkelende hommage aan vogelzang in alle toonaarden met het programma ‘Le Concert des Oiseaux’, ‘Het Concert van de Vogels’, samengesteld uit werken van Purcell, Couperin, Corrette, Rameau, Saint-Saëns, Ravel, Britten en anderen. Daarna volgt ‘Le Carnaval des animaux en péril’, ‘Het Carnaval der dieren in gevaar’, van de in 1966 geboren Vincent Bouchot.

De vogelaar

De zang van vogels is heel anders dan die van instrumenten en toch heeft geen enkel ander dier ooit zoveel musici en componisten geïnspireerd, van de middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw. Componisten van diverse pluimage waren altijd al gefascineerd door vogels. Zijn het niet de klanken die vogels voortbrengen, dan is het wel het mysterie dat zij in de ogen van de mens bezitten en dat hen op eigen kracht omhoog brengt.

De meest bekende muzikale vogelaar is Olivier Messiaen (1908-1992), een van de grootste componisten van de twintigste eeuw. De Fransman was een modern romanticus die een muzikale wereld bouwde uit vogelgeluiden, mystiek, kleur en ritme. Voor Messiaen was muziek een taal. De melodie moest derhalve “spreken”. Een belangrijke bron van inspiratie daarbij was het gezang van vogels. Zelf zei hij daarover: “Het is door gebrek aan zelfvertrouwen of eigenlijk uit gebrek aan vertrouwen in de mens dat ik op zoek naar een model heb gekozen voor de zang van vogels. De vogel is het symbool van vrijheid. Wij lopen, hij vliegt. Wij maken oorlog, hij zingt.”

Werken van Olivier Messiaen maken geen deel uit van ‘Le Concert des Oiseaux’ door La Rêveuse. Hij wordt wel genoemd in het aantrekkelijk vormgegeven cd-boekje bij het programma.

‘Le Concert des Oiseaux’ roept via de fascinatie van componisten en musici voor vogelzang een duidelijk bepaalde visie op muziek in de zeventiende en achttiende eeuw op, tussen wetenschap, natuur en cultuur, en trekt dit gegeven door naar de twintigste en eenentwintigste eeuw.

Vanaf de kwinkelerende opener ‘The Fairy Queen, Act II: Prelude for The Birds’ van de Engelse componist Henry Purcell (1659-1695) en het delicate ‘Der Fluyten Lust-Hof, Vol. 1: Engels Nachtegaeltje’ van de Nederlander Jakob van Eyck (1590-1657) gaan de musici van La Rêveuse geestdriftig de communicatie aan met de vogels, zoals door de diverse componisten voorgesteld. Ze imiteren hen, zingen met hen, brengen hen tot leven.

‘Le Concert des Oiseaux’ is een lust voor het oor en kent vele muzikale juweeltjes. Om er een uit te lichten: ‘Cinquième concert à deux flûtes sans basse en La Majeur: Les Ramages’. Twee minuten en tien seconden duurt dit kleinood van de Franse componist Michel Pignolet de Montéclair (1667-1737), waarin Raphaël Trano als récitant enkele vogels voor het voetlicht brengt en voorstelt. Heel bijzonder is ook het drietal composities rondom de koekoek, ‘Le Coucou’ van Michel Corrette (1707-1795), ‘Le Coucou au fond des bois’ uit ‘Le Carnaval des Animaux’ van Camille Saint-Saëns (1835-1921) en ‘Friday Afternoons, Op. 7: No. 3, Cuckoo!’ van Vincent Bouchot.

Carnaval der dieren in gevaar

Het wervelende programma ‘Le Concert des Oiseaux’ is een eerbetoon aan de (nog) levende wilde dieren van onze planeet, geïnspireerd door het gezang van vogels. Hun vrijheid, hun schoonheid, zoals verklankt door La Rêveuse, vindt in het tweede deel van het album een tegenhanger in ‘Carnaval des animaux en péril’. De componist Vincent Bouchot vraagt in dit bijdetijdse werk aandacht voor met uitsterven bedreigde diersoorten – maar ook voor bijna verdwenen muziekinstrumenten als sommige flageolets d’oiseau (vogelfluiten), metalen slaginstrumenten en niet op de laatste plaats de quinton, een strijkinstrument dat in de achttiende eeuw vooral in Frankrijk werd gebruikt. Sommige van deze instrumenten, waarvan het gebruik tot nu toe beperkt bleef tot het repertoire van hun eigen (oude) tijd, zetten nu hun eerste stappen in een nieuw tijdperk.

De Franse componist Camille Saint-Saëns componeerde in 1886 ‘Le Carnaval des Animaux, Grande fantaisie zoologique’. Hij schreef het voor een privé-concert in de carnavalstijd in het huis van de cellist Lebouc en beschouwde zelf dit ‘Carnaval der Dieren’ als een grap. Het werd desondanks zijn populairste werk. De componist Vincent Bouchot, een kind van de moderne tijd, gebruikte dezelfde titel, maar dan met een toevoeging, ‘Le Carnaval des animaux en péril’, ‘Carnaval der dieren in gevaar’. ‘Le Carnaval des animaux en péril’ richt zich op het trieste lot dat veel dieren in de wereld van nu treft, door milieuvervuiling en de klimaatcrisis, beide het gevolg van menselijk handelen.

‘Le Carnaval des animaux en péril’ wordt op de website van La Rêveuse omschreven als:

Een nieuw Orpheusverhaal – Een muzikale en ecologische fabel

“Orpheus, de grootste musicus in Griekenland, kon de mooiste vrouwen, wilde dieren, bomen en zelfs rotsen bekoren met de kracht van zijn lier en stem. Na het tragische verlies van Eurydice besloot hij zijn muziek aan te bieden aan onbeminde, niet door de natuur bijzonder bevoordeelde wezens. Hun geheime schoonheid verheerlijkend door middel van muziek, gaat hij schubdieren, zeekomkommers, schoenbekooievaren en andere ongewone wezens voor in een wilde dans, van Allemande en Courante via Sarabande en Gavotte naar Valse-twist en Gigue.”

Maar dan is er de onvermijdelijke vraag: “Kan muziek dit carnaval redden waarvan de acteurs met uitsterven worden bedreigd?”

‘Le Carnaval des animaux en péril’, dat rechtstreeks is geïnspireerd op het werk van Saint-Saëns, vertelt het verhaal van Orpheus, die geconfronteerd wordt met de ineenstorting van de biodiversiteit, die hij niet zag aankomen. Verteld door Vincent Bouchot wil ‘Le Carnaval des animaux en péril’ mensen bewust maken van de noodzaak van de bescherming van bedreigde diersoorten.

Dodo

Het bekendste uitgestorven dier is de dodo, familie van de duifachtigen. De dodo, een vogel van ongeveer een meter hoog die zich alleen lopend voortbewoog, leefde op het eiland Mauritius. Hij is waarschijnlijk tussen 1680 en 1690 uitgestorven. De vogel had aanvankelijk niet echt natuurlijke vijanden. Dat veranderde met de komst van de mens, meer specifiek Nederlandse kolonisten. De dieren die in hun voetspoor meereisden, vooral varkens en ratten, deden zich vraatzuchtig tegoed aan de eieren en jongen en in een mum van tijd was het met de dodo gedaan. De vogel staat symbool voor het verdwijnen van diersoorten als gevolg van de verstoring van het evenwicht in de natuur door handelen van de mens.

‘Le Dodo, volaille du passé’, ‘De Dodo, gevogelte uit het verleden’, luidt een van de titels van de negen delen van ‘Le Carnaval des animaux en péril’. Maar ook het verdriet van het schubdier, ‘Tristesse du Pangolin’, vindt een plek in het werk, evenals de halfaap ‘Le Loris de Java’, de Javaanse plompe lori met zijn opvallende grote ogen (en giftig speeksel). Bij de laatste is het zijn ‘schattige’ uiterlijk als ‘huisdier’ dat hem de das omdoet. ‘Mens zorgt mogelijk voor uitsterven plompe lori’, meldt een artikel uit 2017 op de website van National Geographic. Hoewel veel mensen ze onweerstaanbaar vinden, zijn deze primaten niet geschikt als huisdieren. Voordat ze verkocht worden ondergaan de meeste een ingrijpende en pijnlijke operatie waarbij hun scherpe tanden worden verwijderd.

‘Le Concombre des mers’, de zeekomkommer, zal niet snel als huisdier worden gehouden, maar ook enkele soorten van dit bijzondere wezen lopen gevaar te verdwijnen. Hetzelfde lot dreigt voor ‘Le Gavial du Gange’, de gangesgaviaal, een krokodilachtige die bijna is uitgestorven en buiten India nauwelijks nog voorkomt.

Paradijselijk

‘Le Carnaval des animaux en péril’ van Vincent Bouchot is meer percussief van opbouw dan de veelal melodieuze composities die samen ‘Le Concert des Oiseaux’ vormen. De harmonieën en klankkleuren in de ‘songs’ zijn ook somberder, wat gezien het onderwerp niet verwonderlijk is. In de Prélude ‘Tristesse du Pangolin’ dwaalt een klaaglijke melodie boven een minimal-achtig maar verder kaal ritmepatroon. De repetitieve setting zet zich voort in de daarop volgende Allemande ‘Le Loris de Java’, maar hier wordt met inzet van percussie, bijna als afkomstig van een veldopname, ook de ambient sfeer van het woud opgeroepen, habitat van de Javaanse plompe Lori. De Courante ‘Le Dodo, volaille du passé’ had een klaaglied kunnen zijn, maar Vincent Bouchot lijkt ervoor gekozen te hebben om in dit nummer de legendarische vogel juist weer tot leven te brengen. En niet alleen de dodo zelf, het hele eiland Mauritius in al zijn ongerepte, niet door mensen besmeurde natuur, sprankelt hier in pastorale paradijselijkheid.

En dan, heel zacht, als een fluistering in het wit van de eindeloosheid, is er een Sarabande, ‘Le Harfang des neiges et le Harfang des mines’. De sneeuwuil, die prachtige bewoner van de arctische toendra, en de in Europa steeds zeldzamer worden ransuil, vliegen voorbij in muziek in zwart en wit, gedragen op klanken breekbaar als een dun laagje ijs. Een paar continenten verder klepperen naaldtanden een Gavotte in de lange snuit van een van de laatste gangesgavialen.

En de mens? Die neemt aan het eind van ‘Le Carnaval des animaux en péril’ onder luid en homerisch gekletter van een gourde métallique een snelle vlucht voorwaarts, ‘L’Être humain, sa fuite en avant’, zonder om te kijken, lijkt het. Of misschien, eindelijk wijzer geworden, toch…

La Rêveuse – Le Concert des Oiseaux | Le Carnaval des animaux en péril
Harmonia Mundi

La Rêveuse en Vincent Bouchot brengen hun Orpheusverhaal ook in het theater, onder andere in een voorstelling voor kinderen met de componist als een soort Dickensachtige verteller.