De Mid-Life Crisis Van
De Underground
door C. Cornell Evers foto’s Wim van de Hulst OOR 16 december 1989
‘Ik vraag me soms af waar de jongeren blijven, waar zijn die mee bezig?’ vroeg de Amerikaanse avant-garde zangeres Shelley Hirsch zich een jaartje terug in dit blad af. Het was een reactie op het feit dat de tegenwoordige underground voornamelijk wordt gevormd door kunstenaars en muzikanten die de hindernis van hun dertigste levensjaar inmiddels hebben genomen.
Aan het begin van de jaren tachtig komen ze uit hoeken en gaten, groeperen zich en zetten vervolgens de aanval in op maatschappij- en rock-establishment. Pneumatische hamers, gierende drilboren, razende gitaren en bonkende electro-beats zijn hun wapens, een verregaande doodsverachting is vaak hun drijfveer.
Nu het voorlaatste decennium van deze eeuw op zijn einde loopt, lijkt het rumoer op de barricades enigszins verstomd. Een nieuw elan waart door de underground. Volgens voormalig no wave-queen Lydia Lunch is het na ‘de ramp van de jaren tachtig’ nu tijd voor een algehele therapiesessie, terwijl Swans’ Michael Gira de liefde bezingt en Jim Thirlwell zijn hellehonden heeft ingeruild voor tamme vlinders. Ze hebben het overleefd, de frontsoldaten van weleer. Het negativisme heeft plaatsgemaakt voor een meer positief gerichte aanpak.
‘Uitingen van haat en frustratie slaan altijd op jezelf terug. Dader en slachtoffer zijn vaak een en dezelfde persoon. Als je weigert om nog langer de rol van slachtoffer te spelen, dan moet je de moed op kunnen brengen om de stront, die over je wordt uitgestort, weg te vegen en toch opgewekt en vol energie te blijven. Als jij je niet langer meer laat kwetsen maar in plaats daarvan besluit je op andere zaken te concentreren, dan kun je daar een hoop kracht en energie uit putten.’
Het afgelopen decennium was Lydia Lunch een van de speerpunten van de zogenaamde underground, niet alleen als lid van rockgroepen als Beirut Slump, Teenage Jesus And The Jerks (beide eind jaren zeventig), Eight Eyed Spy en Harry Crews, maar vooral ook als performance-artieste. Ze baarde opzien met poëzie-programma’s en monologen vol controversiële statements. Daarin was veelal sprake van een ver doorgevoerde zwart-wit benadering van maatschappelijke problemen, met name waar het de relaties tussen mannen en vrouwen betrof. In de spoken words van Lydia Lunch nam de state of war tussen de seksen nooit af. Toch is Lydia geen mannenhaatster. Zo leeft ze alweer enkele jaren samen met de Australisch-Amerikaanse cult-figuur Jim Thirlwell, in avantgardistische kringen bekend als de man achter de vele vermommingen van het rock-fenomeen Foetus. En ook hardcore hero Henry Rollins is een erg close vriend van Lydia, evenals Cinema of Transgression-regisseur Richard Kern. ‘Maar,’ zo betoogt Lydia, ‘dat zijn mannen die gelukkig stuk voor stuk als vrouw denken.’
MORALISEREND
Jim Thirlwell, Lydia Lunch en Henry Rollins maar ook Michael Gira van de Newyorkse formatie Swans en Nick Cave, allen hebben ze zich het afgelopen decennium gemanifesteerd binnen dat segment van de rockcultuur dat als underground wordt aangeduid. Allemaal hebben ze geëxperimenteerd met klank- en stijlvormen, allen zetten ze zich op hun manier af tegen de gevestigde orde en deden ze wat ze moesten doen, zonder zich daarbij te bekommeren om commercialiteit.
Hun werk werd bepaald door centrale thema’s als geweld, vervreemding, angst en paranoia. Daarbij werd meer dan eens het moraliserende vingertje opgeheven door zich te verplaatsen in datgene wat het meest verafschuwd werd en dat vervolgens tot walgens toe te overdrijven. Massa en media begrepen vaak weinig van hun doelstellingen en vereenzelvigden hen nogal eens met de opgeroepen beelden. Het maakte hen niets uit. Verfoeiing door anderen bracht het doel alleen maar dichterbij.
Teksten gingen zo: ‘Oh baby, I’m just squirming all over just thinking about your fat juicy cock drilling itself in my tight greasy hole!’ (Lydia Lunch in Richard Kern’s Fingered).
Of: ‘PIGSWILL fly with BLOOD tonight… MEAT in SHOWER with KITCHEN KNIFE, PIGSWILL fly the flag of blood (Pigswill, Scraping Foetus Off The Wheel).
En laten we vooral ook Swans niet vergeten, van wie de eerste titelloze EP in ’82 insloeg als een bom: een duivelse kakofonie van zware logge ritmes, vervormde gitaren, een schreeuwende saxofoon en het brullende stemgeluid van Michael Gira dat rechtstreeks uit de krochten van de hel afkomstig leek, loeihard en onnoemelijk ranzig. Zowel de muziek als de teksten van Swans hadden te maken met gevoelens van pijn en wanhoop. Swans verklankte een behoefte aan extreme ervaringen, iets radicaals.
De eerste verschijning van Nick Cave aan het front werd niet minder door turbulentie bepaald. Na enkele jaren met The Birthday Party een energieke waanzintrip te hebben opgevoerd debuteerde de in Australië geboren Cave-man in ’84 als solo-artiest met From Her To Eternity, een plaat waarop krankzinnigheid, liefde, dood en vergelding zich verdringen en die door de verzamelde pers als een meesterwerk werd binnengehaald.
ZONNESCHIJN
Tijden veranderen en met het neerhalen van de muren die deze wereld in vele tegenover elkaar opgestelde kampen scheiden lijkt ook de underground milder te zijn geworden. Lydia Lunch: ‘De wereld verandert, omdat het eindelijk tot de mensheid doordringt dat als we op dezelfde manier door zouden gaan deze hele planeet naar de verdommenis gaat. Nou heb ik nooit een hekel aan algehele destructie gehad, haha, maar aangezien ik hier nog altijd rondloop, en anderen met mij, kunnen we beter proberen er het beste van te maken. Ik ben er ook klaar voor. Na dertig jaar van pijn wil ik nu een reden hebben om dertig jaar plezier aan mijn leven te beleven. Daarmee zeg ik niet dat alles nu ineens zonneschijn en bloemen is. Er is nog steeds censuur. Er wordt nog zonder ophouden verkracht. Er is nog altijd geweld, armoede, drugs. Er vloeit nog altijd onschuldig bloed door stupide politieke spelletjes. Het zou hypocriet zijn om te beweren dat dat allemaal niet meer bestaat. Ik voel me echter erg betrokken bij de community spirit. Het is een cyclus, zoals alles. In de jaren zestig streefde men naar grote veranderingen, in de jaren zeventig realiseerde men zich dat die niet werkten, de jaren tachtig waren een volslagen ramp en nu zijn we klaar om eindelijk een paar stappen vooruit te zetten.’
In januari starten de opnamen voor haar eerste grote filmproductie, over PMS – Pre Menstrual Syndrom of Pre Menstrual Tension – , waarvan Lydia hoopt dat hij een groter publiek zal bereiken dan alleen maar weer haar geijkte cult-following. ‘Je kunt er zelfs om lachen. Op een bepaalde manier wordt in die film enorm de draak gestoken met allerlei geld verslindende wetenschappen.’
Lunch hoopt samen met andere vrouwen binnen twee jaar een seminar te organiseren voor ‘vrouwen van middelbare leeftijd’. Daarbij moet opgemerkt worden dat die bewuste leeftijd voor haar al bij het vijfentwintigste levensjaar aanvangt. ‘Dat seminar moet een soort zelfhulp-organisatie opleveren. We willen ons gaan bezighouden met filosofie en zen-boeddhisme, maar dan zonder religieuze achtergronden, om zo vrouwen voor te bereiden op een leven waarin ze de kracht kunnen opbrengen voor zichzelf te zorgen, sterk te zijn zonder dat ze terug moeten vallen op de gebruikelijke dingen als mannen, kinderen, drugs of alcohol. Wij willen die zelfhulp vooral bij vrouwen in díe leeftijdscategorie promoten, om zo nog enigszins de schade te kunnen beperken die de jeugdcultuur aan hun ego’s heeft toegebracht en die hen het idee geeft dat ze, eenmaal de vijfentwintig gepasseerd, het allemaal al hebben gehad en al die bullshit.’
VLINDERS
Ook Jim Thirlwell vaart tegenwoordig een andere koers. Onder de naam Foetus Inc. komt er binnenkort nog een verzamelaar Stink op de markt. Met een single Butterfly Potion wordt het fenomeen Foetus vervolgens (voorlopig?) ten grave gedragen. ‘Ik heb in het verleden met enorm veel negatieve energie gewerkt en dat was ook de bedoeling. Butterfly Potion is echter een soort van vrijmaking, een scheiding der geesten. Zo is het ook ontvangen. Sinds ik Butterfly Potion heb opgenomen heb ik de meest waanzinnige ervaringen met vlinders. Nog niet zo lang geleden kwam er een heel groot exemplaar mijn studio binnen vliegen. Die is nu helemaal tam geworden. Vlinders symboliseren geluk en vrijheid en staan in dat opzicht in relatie met de onderdrukking waarmee de hoofdpersoon uit die song in zijn jeugd voortdurend is geconfronteerd.’
Thirlwell denkt erover om voor volgend jaar een band samen te stellen waarmee hij eerst een elpee wil opnemen en vervolgens een wereldtournee maken. Het wordt een multi-media ervaring waarvoor nog een naam verzonnen zal moeten worden. Zeker is echter dat daarin het woord Foetus niet meer voor zal komen. ‘Ik hoop echt dat ik de dingen in de toekomst meer positief zal kunnen zien, al zal ik nog altijd geen coverversie van Don’t Worry, Be Happy opnemen, haha. Ik ben ook nog steeds trots op alles wat ik als Foetus heb gedaan, het werk dat ik heb verricht. Wat er ook zal gebeuren, dat zullen ze me nooit af kunnen pakken.’
In dit opzicht wijkt de mening van Thirlwell erg af van die van dat andere undergroundfenomeen, Michael Gira, die verklaart zelfs te kotsen van sommige dingen die hij vroeger met Swans heeft opgenomen. ‘Als ik sommige van die platen terug hoor schaam ik me er bijna voor dat ik ooit zoiets heb kunnen maken. Maar zo is het leven nu eenmaal.’
Via Love Will Tear Us Apart coverde hij plotseling in ’88 Joy Division. Childeren Of God luidde de titel van de langspeler die aan die song vooraf ging. Swans anno ’89 klinkt positief, hoewel Gira betoogt dat de recente langspeler The Burning World grauwer is dan ooit. Hij is een cynicus, zegt hij zelf, maar tegelijkertijd ook een romanticus. ‘The Burning World is voornamelijk een droevige plaat en gaat over zowel het persoonlijke verval als over de wereld die ten onder gaat door politieke én industriële vervuiling en die over vijftien jaar misschien niet eens meer bestaat. Geef toe, het is toch treurig als je alleen maar toe moet kijken hoe de menselijke geschiedenis op zijn einde loopt.’
Droefenis alom dus in huize Swans, waar Gira zelfs de diverse lovesongs op zijn recente platen als weinig hoopvol beschouwt. ‘Liefde is niet zo’n vrolijke aangelegenheid, echt niet. De meeste liefdesrelaties eindigen in tranen.’
ROCK & ROLL-DOOD
Waar moet het met de underground naar toe, als de een na de ander op het ‘rechte pad’ geraakt, drank, drugs en soms zelfs sex afzweert en voortaan met klassieke symfonie-orkesten wil opnemen, zoals Michael Gira van plan is. Zelfs een ware ‘helden-dood’ in het zadel van de rock & roll is alleen nog maar voor echte idioten weggelegd. Lydia: ‘Wij allen hebben die hele lange weg volledig afgelegd, zijn echt door de drek gegaan, tot we niet meer verder konden en de dood het enige was wat ons eventueel nog restte. Maar waarom die laatste definitieve stap zetten? We leven niet meer in de sixties. Janis Joplin, Jimi Hendrix en Jim Morrison zijn allemaal gestorven toen ze zevenentwintig waren. Nick Cave, Jim Foetus en ikzelf zijn stuk voor stuk rond de dertig en hebben het overleefd en gaan allemaal in een veel meer positieve richting.’
Underground en de dertigers. Het is nog net geen All You Need Is Love. De Amerikaanse avant-garde zangeres Shelley Hirsch verbaasde zich ongeveer een jaar geleden in dit blad over het feit dat de underground voornamelijk wordt gevormd door muzikanten en kunstenaars die allen ouder zijn dan dertig jaar. ‘Waar zijn jongeren in hemelsnaam mee bezig? Er is natuurlijk de hiphop. Maar verder zie ik niet dat er onder de oppervlakte iets gaande is.’
Ook voormalig DNA-freak, Loung Lizard en tegenwoordig Ambitious Lover Arto Lindsay vraagt zich af waar de nieuwe lichting experimentelen blijft. ‘Ik spreek voornamelijk over New York, omdat ik daar woon, maar ik heb niet de indruk dat er momenteel echt een sterke generatie opstaat die tien jaar jonger is dan wij zijn. Individueel gebeuren er opwindende dingen, alleen als groep laat de jongere generatie weinig van zich horen.’
De Newyorkse DJ Mark Kamins – ontdekker van onder meer Madonna – ziet het anders dan Hirsch en Lindsay die hij als intellectuelen beschouwt ‘die te veel boeken hebben gelezen’. Volgens Kamins zit er nog altijd voldoende beweging in de underground en zijn het echt niet de zwarte kids alleen die met hun raps voor nieuwe injecties zorgen. ‘De blanke jeugd heeft de hardcore. Voor hen is het experimenteel om op hun gitaren en drums te beuken.’
INDIVIDU
Geoff Travis is het met Kamins eens. Hij is directeur van het Britse Rough Trade-label, inmiddels een van de oudste independents en in het verleden uitermate succesvol met The Smiths. ‘Er wordt ook heel vaak gezegd dat er nauwelijks meer verschil is tussen independents en majors. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. De wat grotere independents zijn inderdaad succesvolle industrieën geworden, maar op veel kleinere schaal dan de majors. Wat echt telt is de filosofie die de mensen die de independents runnen er op na houden, het geloof in het individu. En geloof me, dat is echt niet veranderd. Ik kan wat dat betreft rustig praten voor Ivo van AD en Daniel Miller van Mute of Tony Wilson van Factory. Ik bedoel, Happy Mondays hebben nu een grote hit. Maar ik denk niet dat Happy Mondays zelfs maar een kans hadden gehad als zij bij een major hadden gezeten. Een major zou hen sowieso al niet getekend hebben maar indien toch, dan zouden ze nooit veel energie in zo’n groep hebben gestoken.
‘Aan de andere kant denk ik ook dat als de independents alleen nog maar commerciële platen uit zouden brengen en proberen iedere keer de gouden ring te winnen, ze waarschijnlijk de mist in zouden gaan, omdat ze over minder reserves beschikken en minder personeel en ervaring hebben. Maar kijk naar wat de independents hebben kunnen bewerkstelligen, het succes van artiesten als Nick Cave en Diamanda Galas. De independents hebben veel van hun onschuld, hun naïviteit verloren, dat is waar. Het gaat nu vaak om overleven. Nu Sonic Youth bijvoorbeeld bij Blast First weg gaat, omdat ze bij Geffen hebben getekend, komt die maatschappij in grote problemen en dat zal ook direct effect hebben op hun distributie-deals. Maar over het algemeen is de situatie volgens mij sterker dan ooit, omdat de mensen die hebben overleefd hun lesje hebben geleerd. Ze verkeren nu in een veel betere positie om in een volgende generatie van muzikanten te voorzien.’
Maar is er dan nog sprake van een volgende generatie, is de vraag. Travis meent van wel. ‘Kijk naar al die jonge mensen die met elektronische muziek experimenteren en dat vervolgens mixen vanuit meer commerciële invalshoeken. Kijk naar Meat Beat Manifesto. Er zal nooit een volledige verstarring in de rock & roll optreden. Er zullen altijd weer generaties komen die vanuit een houding van rebellie met muziek bezig zijn.
‘De tijden zijn conservatiever geworden. Dat heeft echter niet kunnen verhinderen dat we weer terug gaan naar de klassieke experimenten met gitaren. Een voorbeeld is Galaxie 500. Wat zij doen is inderdaad erg op de Velvet Underground geïnspireerd. Maar het is wel de experimentele kant van de Velvet Underground, die mengeling van akkoorden en dissonanten die het drone-effect bewerkstelligen dat John Cale ooit in de groep heeft geïntroduceerd. Sonic Youth is een goed voorbeeld van deze gitaaraanpak. En zo zijn er meer. Mensen als Ivo Cutler en Straightjacket Fit blijven altijd bestaan. Al is het alleen maar omdat critici van dat soort dingen houden. Niet het grote publiek. Dat heeft altijd gehouden van wat het gevoerd kreeg. Veranderingen zijn nooit door het grote publiek in gang gezet. Daar is een avant-garde voor nodig. En hoe minder de aandacht daarvoor is, hoe minder de media in die avant-garde zijn geïnteresseerd, des te meer reden heb ik om ermee door te gaan. Zeggen dat de avant-garde aan het sterven is, is hetzelfde als zeggen dat je het einde van een cultuur kunt zien, van een interessante cultuur. Of het moet zijn dat de jaren negentig echt de jaren van de oogkleppen worden.’
EPILOOG
De jaren tachtig zijn voorbij en hebben voornamelijk chaos in de pop opgeleverd. In dat opzicht heeft punk uiteindelijk toch nog gezegevierd. De wereld is in meer dan één opzicht open gebroken. Uitwisselingsprocessen zijn in gang gezet en hebben de muzikale stijlkaart tot een explosie van kleuren doen worden. Alleen rock & roll doet het nog altijd voornamelijk met zichzelf en is daarmee de meest incestueuze van allen geworden. Rock & roll koerst dan ook onvermijdelijk op de eigen ondergang af. En de underground? Die heeft zichzelf overbodig gemaakt. Elementen ervan leven door op house en new beat dancefloor. Grenzen verbreden en zelfs overschrijden is met de huidige mondiale situatie allang geen privilege meer van de avant-garde. Zelfs een eventuele toegevoegde shock-waarde vermag nauwelijks meer roering teweeg te brengen. Politieke en sociale misstanden alsook het milieu zijn geannexeerd door een betweterige pop-elite, de nieuwe adel die zich wentelt in de luxe van het koning eenoog zijn. Koppen rollen alleen nog maar door een beetje revolutie. Dat is een regel die 200 jaar na de bestorming van de Bastille nog altijd opgeld doet. Echter dat zit er met de versplintering van de popmuziek niet meer in. Een enkel achterhoede knokpartijtje, that’s it wat de underground hede ten dage nog oplevert. Of het dood of schijndood is zal de toekomst uitwijzen maar voorlopig is alleen nog maar de kwaliteit die telt.