Philip Glassis 56 jaar
maar gaat harder dan ooit. Een interview met een componist die geldt
als het vleesgeworden succes van de nieuwe muziek.
door C. Cornell Evers OOR 15 januari 1994
‘Moderne muziek maakt een enorme sprong voorwaarts. Er vind een revolutie plaats die 25 jaar geleden is begonnen maar die nu pas zichtbaar wordt.’
Nog niet zo lang geleden werd de Amerikaanse componist Philip Glass voornamelijk genoemd als een van de grondleggers van de zogenaamde ‘minimal music’, samen met Steve Reich en Terry Riley. Tijden veranderen en inmiddels worden zijn werken gespeeld door gerenommeerde orkesten en solisten uit het klassieke circuit. Voorbeelden zijn The London Chamber Orchestra en violist Gidon Kremer maar ook de vier strijkers van Kronos die nog niet zo lang geleden met de meester zelf in de studio waren om het totale pakket van kwartetten op te nemen dat deze bij elkaar heeft geschreven. Andere ensembles zijn het fameuze Arditti Quartet dat zich met Mishima uit de voeten maakte en het jonge Duke Quartet dat op haar onlangs uitgekomen debuut-CD strijkkwartetten van Samuel Barber en Antonin Dvorák combineert met Glass’ String Quartet No. 1.
Philip Glass is een man van uitersten en met een hoge productie. De componist tekende onlangs een exclusief contract met het label Elektra Nonesuch Records van de Amerikaan Bob Hurwitz – bekend om zijn letterlijk grensoverschrijdende muzikale interesses – en bevindt zich daarmee in het gezelschap van de moderne toonaangevende collega’s als Steve Reich, John Adams en Henryk Górecki. Het is de bedoeling dat Nonesuch naast nieuwe Glass-werken ook heruitgaven van vervallen titels uit de catalogus van de componist op de markt brengt. Andere werken worden opnieuw opgenomen, aangepast aan de wensen en mogelijkheden van deze tijd.
Als eerste in een ware stroom van Glass-releases zag een nieuwe Einstein het licht, een versie die maar liefst veertig minuten langer is dan de oorspronkelijke opname van de opera Einstein On The Beach zoals die in ’78 uitkwam op het Tomato-label. Ook uit zijn Hydrogen Jukebox (met Allen Ginsberg), Anima Mundi (voor World Wildlife Fund), Music In Changing Parts, Contrary Motion, Two Pages, Music In Similiar Motion en Music In Fifths. Een speciale drie CD’s tellende box bevat een nieuwe opname van Music In Twelve Parts, de instrumentale krachttoer waarmee Glass in ’74 vriend en vijand versteld deed staan en die volgens velen de meest ‘soulvolle’ muziek heeft opgeleverd die de man ooit heeft gemaakt.
TAXICHAUFFEUR
Ik tref hem ’s avonds in het restaurant van het Amsterdamse American Hotel. Daar werkt hij op het late bijna middernachtelijke uur met smaak een warme maaltijd naar binnen. Hij is goedgemutst en opmerkelijk energiek voor iemand die net een urenlang oponthoud op een door stakingen getroffen vliegveld plus een serie interviews in Hamburg achter de rug heeft en die de volgende dag eerst de Nederlandse pers te woord moet staan om vervolgens naar New York te vliegen voor een repetitie van de nieuwe opera Orphée.
Philip Glass voelt zich gezonder dan ooit, zegt hij zelf. ‘Ik hou van mijn werk. Ik heb plezier in wat ik doe. Daar komt bij dat mijn kinderen groot zijn, waardoor ik niet langer de zorg voor een gezin draag. Ik ben 56 maar voel me 22. Ik heb het gevoel dat ik weer helemaal opnieuw begin.’
‘We zijn we nu aangekomen bij het moment dat de vulkaan van creatieve energie op het punt van uitbarsten staat’
Het lijkt er soms op of elke moderne Amerikaanse componist in zijn jonge jaren taxichauffeur is geweest. Steve Reich monteerde zelfs een microfoon op het dak van een yellow cab en nam omgevingsgeluiden op die hij in zijn eerste geluidscollages verwerkte. Gevraagd of Glass zich met soortgelijk geknutsel heeft beziggehouden, antwoordt deze ontkennend. ‘Tot mijn 41-ste kon ik niet van mijn muziek leven. Ik ben vijf jaar taxichauffeur geweest. Als je dat werk zo lang moet doen, verdwijnt de lust wel om spelletjes te spelen. Zo interessant is het leven van een taxichauffeur nou ook weer niet. Kunstenaars worden in Amerika niet door het systeem gesteund, zoals bijvoorbeeld hier. Ik ben ook nooit gevraagd om ergens les te geven. De academische gemeenschap stond aan het eind van de jaren zestig op haar achterste benen door hetgeen ik en anderen deden. Weinig kans dus op een baan als docent.’
Niet alleen tijden verander, ook opvattingen over muziek. De gemiddelde componist is al lang blij als zijn of haar werk tenminste één keer wordt opgenomen en op CD uitgebracht. Niet echter Glass. ‘Meestal weet je pas tegen het einde van een opname wat de beste werkwijze zou zijn geweest. Opnemen is een soort leerproces. Einstein was goed voor toen maar voldoet op geen enkele manier aan de standaard van nu. Ik hoef geen rekening meer te houden met de beperkingen van de elpee en kan nu ook met professionele zangers werken.’
Als ik opmerk dat een nieuwe en betere opname toch wel zuur is voor al die mensen die eertijds een smak geld hebben neergelegd voor de oorspronkelijke, eerste versie, kijkt hij even als een kind dat zijn nieuwe speelgoed wordt afgepakt. ‘Mensen zullen de oude platen over het algemeen om hun historische waarde bewaren. Zogauw iemand echter de nieuwe Einstein heeft gehoord, wil hij of zij nooit meer iets anders, daar ben ik van overtuigd. Het is niet zoals met de twee opnamen van de Goldberg Variations door Glenn Gould die elk op zich prachtig zijn. Iemand die van Glenn Gould houdt zal beide opnamen in huis hebben. Dit ligt echter anders. Wij worstelden indertijd met allerlei technische problemen en die hebben uiteindelijk een negatieve invloed gehad op de muziek.’
BAROKMUZIEK
Hij zegt over het algemeen niet zoveel contact te hebben met musici die zijn werk opnemen. Hij is blij verrast als hij verneemt dat in het kader van de Nederland-tournee van The London Chamber Orchestra een CD is uitgebracht met daarop naast werken van hemzelf en collega-modernist John Adams ook een aantal composities van Antonio Vivaldi. Van barok tot minimal en weer terug. Er is een connectie, zo zegt hij, al is het alleen al door zijn studie eertijds in Parijs, bij Nadia Boulanger, die hem de ene Bach-koraal na de andere van buiten liet leren, dag in dag uit, de hele opleiding door. ‘Het was hard werken maar het legde de basis voor mijn techniek. Barokmuziek is heel economisch opgebouwd. Elke noot heeft een functie.’
Hij heeft een hartgrondige hekel aan het woord ‘minimalisme’ en is het met me eens dat deze aanduiding volkomen betekenisloos is geworden. ‘Ik heb er nooit van gehouden. De muziek die aan het eind van de jaren zestig furore begon te maken, werd door een grote groep componisten gemaakt, niet slechts door de drie of vier die meestal worden genoemd. In New York alleen al waren er zo’n twintig. En dan hebben we het nog niet over al die anderen, zoals Louis Andriessen hier en Gavin Bryars in Londen. Er waren overal mensen bezig, componisten en musici die de taal van de moderne muziek wilden veranderen. Er kwam een hele generatie op die vond dat die taal te abstract was geworden, dat componisten alleen nog maar schreven voor een klein wereldje van collega’s en critici. Wij wilden de basisprincipes van muziek herzien – harmonie, melodie en ritme – en de relatie met het publiek. De meesten van ons vormde eigen groepen Louis had zijn band hier. Terry (Riley – CCE) werkte met verschillende groepen. Wij traden op en richtten ons op een nieuwe manier tot het publiek. Wij gingen de dialoog aan. Natuurlijk zeiden al die academici dat wij hoereerden, dat wij alleen maar het publiek wilden behagen. Zo zat het echter niet. Het waren twee dingen. Wij schreven muziek en deden daarmee tegelijkertijd het publiek een plezier. Om daarop het woord minimalisme te plakken was zoveel als minimaliseren wat wij aan het doen waren. Onze aanval op de gevestigde orde had niet slechts tot doel een andere taal te creëren. Het was een aanval op een erg decadente situatie, waarbij alles om een handjevol mensen draaide en jonge componisten niet konden werken als ze weigerden zich te conformeren aan de richtlijnen van de academici, die alles controleerden: geld, concerten, zelfs je carrière. Mijn generatie zei dan ook: Nee! Wij willen dit niet meer.’
CROSSOVER
Een tijdje terug kwam via Glass’ eigen Point-label ‘Low’ Symphony uit, opgebouwd uit thema’s afkomstig van de roemruchte plaat waarmee David Bowie en Brian Eno in ’77 het begin vierden van een samenwerkingsverband dat later ook nog de elpees Heroes en Lodger opleverde. Philip: ‘Ik vond de stukken op Low altijd al uitermate geschikt om tot een symfonie uit te bouwen en op een gegeven moment kreeg ik de kans. Eigenlijk is het niet zo heel anders dan wat componisten altijd hebben gedaan. Haydn, Beethoven, Stravinsky, allemaal. Je neemt wat muziek die je aardig vindt en maakt er iets van jezelf van.’
Hij legt uit dat hij zich erg aangetrokken voelde tot de beweging die in de jaren zeventig de popmuziek in een meer experimentele richting probeerde te sturen. ‘In het begin van mijn carrière speelden wij meestal in musea en galerieën en daar ontmoette ik popmuzikanten die uit de kunstwereld afkomstig waren, mensen als David en Brian – vooral Brian – , die alles weten over John Cage. Het hele idee achter ambient music had zonder John Cage ook nooit bestaan. David en Brian waren niet klassiek opgeleid maar in hun esthetische benadering van muziek waren er behoorlijk wat raakvlakken.’
Het is niet onwaarschijnlijk dat ook Heroes en Lodger nog eens in symfonische vorm de aandacht zullen trekken. Deze zullen echter niet meer uitkomen bij Glass’ eigen, door Phonogram gedistribueerde Point-label. ‘Met mijn eigen werk richt ik me nu helemaal op Nonesuch. Point is er voor anderen, componisten als Gavin Bryars en John Moran (The Manson Family, een opera met Iggy Pop – CCE). Point zou een platenlabel voor klassieke avant-garde en jonge componisten moeten zijn. Wij werken momenteel in de studio met iemand die luistert naar de naam Jared Lanier. Hij werkt met virtual reality en is een erg getalenteerd componist.’
Er is een groeiende belangstelling voor nieuwe muziek. Platenmaatschappijen die dat niet willen erkennen, zullen het knap lastig krijgen, aldus Glass. Ik ben geneigd hem gelijk te geven. De klassieke Top 20 in Amerika vermeldt maar liefst drie titels van Glass, plus twee van de Poolse componist Henryk Górecki. Philip: ‘Niet de muziek crosst over maar het publiek. Iemand wordt 35, 40 en heeft er gewoon geen zin meer in om iedere avond in rockclubs rond te hangen. Een andere en misschien wel meer belangrijke factor is echter het feit dat er momenteel ontzettend veel verschillende componisten actief zijn die muziek schrijven die van bijzonder hoge kwaliteit is. Hun muzikale taal is erg verfrissend en heeft een expressiviteit die het publiek direct aanspreekt. Shaker Loops van John Adams bijvoorbeeld is een geweldig stuk, dat echt een moderne classic gaat worden. Na bijna een halve eeuw van academische muziek die alles blokkeerde zijn we nu aangekomen bij het moment dat de vulkaan van creatieve energie die zich de laatste jaren heeft ontwikkeld op het punt van uitbarsten staat. Ik verheug me al op de klap die dat gaat geven.’
Philip Glass: Symphony No. 1, “Low” (complete)