De lessen van Robert Fripp

David Sylvian
&
Robert Fripp.

Wereldburger met glamoureus Japan verleden ontmoet gitaarprofessor en schrijft samen met hem de muzikale geschiedenis van The First Day.

David Sylvian & Robert Fripp

door C. Cornell Evers OOR 14 september 1993

Ik loop hem bijna straal voorbij. De persoon die mij staande houdt in de lobby van een Parijs’ hotel lijkt in niets op de Vogue figuur die ik ken van platenhoezen en video-clips, ‘de mooie man van de popmuziek’ zoals hij jarenlang werd genoemd. Het ronde brilletje en de onduidelijke kleur van het haar boven op en onder aan zijn hoofd doen hem nog het meest lijken op een naar filmopvattingen en -(voor)oordelen gemodelleerde anarchist. Een student filosofie of literatuur zou ook kunnen. Een muziekjournalist desnoods.

David Sylvian, want om hem gaat het, is tegenwoordig vooral onopvallend. Hij woont sinds een half jaar in Minneapolis en is getrouwd met Ingrid Chavez. En hij heeft een CD gemaakt – The First Day – samen met de gitaar spelende koning Crimson, ook wel Robert Fripp geheten. Steekwoorden die bij de muziek op deze CD horen zijn: lyrisch en rauw, maar ook filmisch en introvert.

Een samenwerking tussen David en Robert zat al in de pen sinds het tweede solo-album van de voormalige Japan-zanger – Gone To Earth – waaraan naast anderen ook Fripp zijn medewerking had verleend. Het duurde echter nog tot februari 1992 voordat de plannen een tastbare vorm kregen. Sylvian kreeg een kleine theatertoer door Japan aangeboden, zag daar eerst niet zoveel heil in, maar werd door Fripp op andere gedachten gebracht. Twee weken voor het begin van de tournee kwamen de twee in Londen bij elkaar en werd er samen met stick-man Trey Gunn gewerkt aan een set met volledig nieuw materiaal. Sylvian: ‘Het was allemaal heel intens. De muziek moest zich onderweg verder ontwikkelen. Dat was opwindend. Je vraagt daarbij ook veel van een publiek. Ze kennen je, hebben verwachtingen en jij zadelt ze op met iets dat volledig nieuw is. Dat is misschien normaal in de jazzwereld, maar niet in de traditie van rock en pop. Het werkte echter. Er was een intensiteit die ik nog nooit eerder bij een optreden had meegemaakt. Robert brengt een hoge graad van concentratie mee. Hij bereidt zich op iedere show heel intensief voor, met oefeningen en meditatie. Tegen de tijd dat hij opkomt is hij er ook echt. Om samen met die energie een podium te delen is enorm opwindend.’

ENERGIE
De concerten in Japan hadden veel succes en werden gevolgd door een gelijksoortige tournee door Italië. De opnamen werden daarna begonnen in Woodstock, New York, en later voortgezet in Daniel Lanois’ Kingsway Studio in New Orleans. Overigens werden slechts drie nummers goed genoeg bevonden om de overstap te maken van het podium naar de opnamestudio. De niet op de CD aanwezige ballad The First Day zorgde voor de titel. Een minderheid van het totale live materiaal werd dus gebruikt, maar toch werkten de optredens optimaal door op de arbeid in de studio, zo legt Sylvian uit. ‘Er was een vocabulaire tot stand gekomen waar wij mee aan de slag konden. Er was een basis, een manier van elkaar begrijpen. Robert en ik zijn heel verschillend. Robert is een live performer die wil dat de eerste take goed is. Ik ben meer een platen-artiest. Dat moest op een of andere manier samen komen.’

De afgelopen vier, vijf jaar waren niet bepaald de gelukkigste in Sylvians vijfendertig-jarige leven. Hij ging door een crisis, en dat heeft zijn invloed gehad op de teksten. Zo is er God’s Monkey, over een persoon wiens kijk op het leven alleen maar negatief is en die uiteindelijk van zichzelf vervreemdt. Jean The Birdman handelt over iemand die steeds weer op de vlucht slaat voor de consequenties van zijn eigen handelen. In Firepower is het onderwerp de totale gefrustreerdheid met het dagelijkse bestaan. En zo gaat het door. Weinig vrolijk Toch is The First Day als totaal zoiets als het licht aan het eind van een donkere tunnel, betoogt Sylvian. ‘Ik wilde mijn crisis op een of andere manier in mijn werk inpassen, maar voor het zover was moest ik er wel eerst doorheen komen. Als je er nog middenin zit, is alles heel mistig. Toen dat eenmaal achter de rug was, had ik het gevoel dat naast alle negatieve aspecten van de ervaring ik er ook iets bij had gewonnen, dat het een leerproces was geweest. Daarop volgde een soort wedergeboorte, hoewel dat misschien weer te dramatisch klinkt. Ik voelde me enorm optimistisch. De energie stroomde mijn lichaam binnen en dat op zich is al een bijzonder ongewone ervaring.’

EXOTISME
In een wereld die almaar kleiner wordt groeit de kaart van de muziek. David Sylvian juicht het toe dat de grenzen tussen muziekstijlen de een na de ander oplossen. ‘Robert en ik hebben het erover gehad om in de toekomst met kwartetten aan de slag te gaan. Verder zou ik dolgraag willen werken met iemand als Hermeto Pascoal. Hij heeft een band met de geschiedenis van zijn land Brazilië, hij is spiritueel, maar houdt er tegelijkertijd zeer eigenzinnige opvattingen over muziek op na. Zijn benadering is traditioneel klassiek en tegelijkertijd werkt hij met harmonieën op een manier zoals een moderne componist als Harry Partch dat doet, met microtonen. Toch is zijn muziek niet ontoegankelijk. Ze is zelfs bijzonder gemakkelijk te bevatten, ook al gebruikt hij nog zulke avantgardistische werkwijzen.’

Als westerse musici samenwerkingsverbanden aangaan met collega’s uit andere culturen, loert om de hoek vaak het gevaar van exotisme. Sylvian is zich daarvan bewust. ‘Veel hangt af van de soort van relatie die de musici met elkaar hebben. Het zou geen kunstmatige ontmoeting van stijlen en benaderingswijzen moeten zijn. Het moet te maken hebben met interpretatie op een manier die heel diep gaat. Jan Garbarek is een goed voorbeeld. Hij slaagt erin overal ter wereld in etnische culturen rond te lopen en die van ganser harte te omhelzen, terwijl hij toch ook zijn eigen bagage inbrengt. Garbarek is een uniek talent. Er zijn niet zoveel musici die kunnen wat hij kan. Hij is trouw gebleven aan zijn eigen bronnen, maar is daarin niet onbuigzaam, hij respecteert tegelijkertijd de tradities waarin hij werkt.’

‘Robert is een live
performer die wil dat de
eerste take goed is. Ik ben
meer een platen-artiest’
(David Sylvian)

Inmiddels is ook Robert Fripp komen opdagen die opmerkt dat de grote verschillen die hemzelf en David kenmerken waarschijnlijk mede hebben bijgedragen aan de muzikale spanning die zo’n belangrijke rol speelt op The First Day. ‘Tegenovergestelde manieren van werken houden elkaar in evenwicht. Ik doe wat ik moet doen het liefst in een keer. Ik heb me echter wel zesendertigeneenhalf jaar voorbereid om voor die vijftien tot dertig minuten klaar te zijn. Als ik een hele dag in de studio moet doorbrengen is er iets fundamenteel verkeerd met mijn spelen.’

In de wereld van de popmuziek is Fripp een uitzondering. Fripp: ‘Er zijn allerlei redenen aan te geven waarom musici soms zoveel opnametijd nodig hebben, maar de belangrijkste is toch dat veel van hen pas in de studio beginnen met schrijven. Soms zitten ze daar een jaar of zelfs langer. Ik vind dat waanzin. Als mensen lange tijd in de studio doorbrengen om een plaat te maken, weten ze niet wat ze doen. Anders is het in een wip gebeurd. Het kan tijd kosten om iets in te studeren, maar de opname is een makkie. Ik had pas nog een idee voor de huidige King Crimson. Zo’n idee is zelf niet meer dan dit (knipt met zijn vingers), alleen de uitwerking ervan kost tijd. Het moet rijpen, net als wijn. Alleen ligt wijn in een kelder, niet in een studio die duizend pond per dag kost.’

Het mag duidelijk zijn. De werkwijze van Robert Fripp is anders dan die van David Sylvian, die juist zweert bij het knutselen in de studio. Hoe hielden Fripp en Sylvian het vuur eigenlijk brandend? De oogjes achter de brillenglazen tinkelen vrolijk: ‘Met de kwaliteit van het werk. Dat leefde, had kracht. Mijn voornaamste zorg is het totale overzicht. David is meer geïnteresseerd in de details. Dat maakt goed compagnonschap.’

MET DE BESTE WENSEN
Naast zijn activiteiten met Sylvian werkt de gitarist ook regelmatig met The Robert Fripp String Quartet, dat min of meer een vervolg is op The League Of Crafty Guitarists. In de maak zijn ook samenwerkings-CD’s met Brian Eno (‘Jij zou het waarschijnlijk techno noemen of dance.’), The Orb (‘Wild en crazy maar ook ambient, ja.’) en The Grid. En King Crimson staat weer in de blokken, klaar voor het startschot. Met ‘uit het verleden’ Adrian Belew, Tony Levin en Fripp zelf en ‘vanuit de toekomst’ Trey Gunn en Jerry Marotta, welke laatste bekend is van zijn werk met Peter Gabriel. Crimson had al op weg moeten zijn, zegt Fripp, maar omdat Gabriel een jaar heeft getreuzeld met zijn Us-tournee en Tony Levin met de aartsengel op pad is, moest de koning zijn plannen ook een jaartje op de plank laten liggen. Zogauw Gabriel echter weer is teruggekeerd naar zijn cottage in het zuid-westen van Engeland wordt Crimson over het speelveld van de wereld gelanceerd in het kader van de beproefde Fripp methode ‘eerst spelen en dan pas de studio in’. Volgend jaar juni en juli zijn voor dat laatste gereserveerd, waarna de plaat waarschijnlijk in augustus of september zal uitkomen.

‘King Crimson is altijd hetzelfde en altijd anders’ luidt al sinds het eerste ontstaan van de band Fripps geloofsbelijdenis. Hij wil wel kwijt dat het repertoire waarschijnlijk ‘rockier zal worden, smeriger en ogenschijnlijk meer eenvoudig. Radicaal dus!’

Voor hen die tegen de muzikale stroom in roeien en toch niet kopje onder willen gaan, heeft Fripp vijf lessen:
1. Je zult altijd tegen de zwaartekracht in moeten gaan. Accepteer dat, en zorg dat je sterke beenspieren en sterke schouders krijgt.
2. Ontwikkel geduld.
3. Kweek een zekere welwillendheid bij critici.
4. Wees oprecht maar op acht verschillende manieren.
5. Wees vergevingsgezind voor hen die je talenten verkeerd beoordelen.
‘Als je zo gelukkig bent dat je alle vijf deze punten tot de jouwe hebt kunnen maken, dan ga je door. In alle andere gevallen kun je het schudden.’