ECM Label

Het Duitse label ECM is gesitueerd in het overgangsgebied waar pop, jazz en klassieke avant-garde elkaar de hand schudden en innige liaisons aangaan.

door C. Cornell Evers, OOR 11 december 1993

Boven het bed zit op een smalle richel een gele salamander. Hij knipoogt alvorens weg te schieten, eerst een spleet in en dan naar buiten, waar hij verdwijnt in de nacht. Achter de bomen klinkt een saxofoon, een dunne nevel van geluid die een weg zoekt door het gesnerp van de krekels.

Enkele uren eerder op het vliegveld van Athene. Een stuk karton vermeldt mijn naam: MR. EVERS. De man moet daar uren hebben staan wachten. Vertraging en een onverwachte tussenstop in Thessaloniki, waar op muren gekalkte nationalistische aanspraken op de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië nog eens wijzen op de explosiviteit van het kruitvat Balkan. Excuses zijn zinloos. Hij spreekt geen woord Engels en mijn Grieks beperkt zich tot een handjevol mistige herinneringen aan Homeros. We rijden naar het westen. Links bevindt zich de Golf van Aegina (Saroni). Het is donker als we de diepe trechter van het kanaal van Korinthe oversteken dat de landengte doorsnijdt die Midden-Griekenland scheidt van het schiereiland Peloponnesos. De autorit gaat verder naar het zuiden, waar kronkelige weggetjes ons steeds dieper het bergachtige landschap invoeren. In het oosten ligt het eiland Hydra waar de Canadese dichter-zanger Leonard Cohen jarenlang een klein huisje bezat. Songs From A Room. Hoger en hoger voert de reis, naar Epidaurus. Daar wachten middenin de bossen een kleine kamer, een bed en een gele salamander.

De volgende avond stroomt het park vol. Jong en oud, hele families verzamelen zich bij het kleine restaurant. Epidaurus was in het oude Griekenland bekend om het heiligdom van Asklepios. Het was een kuuroord waar wonderbaarlijke genezingen plaatsvonden. In Epidaurus bevindt zich het best bewaarde amfitheater van Griekenland dat nog altijd wordt gebruikt voor drama-voorstellingen. Concerten zijn er echter al jaren niet meer georganiseerd. De laatste die hier ooit heeft opgetreden, is Maria Callas: La Divina. Twintig jaar lang was hier geen orkest te horen. Een te grote belasting voor het historische monument werd als reden opgegeven. Vandaag zal er echter eindelijk weer muziek klinken in dit theater dat 300 jaar voor Christus werd gebouwd en dat alom wordt geroemd om zijn uitmuntende akoestiek. En net als twintig jaar terug is het weer een van Griekenlands eigen dochters die in de voetsporen treedt van de antieke zangers en toneelspelers. Haar naam is Eleni Karaindrou.

‘Hierna kan ik rustig sterven,’ was de emotionele reactie van de componiste en pianiste toen zij het nieuws hoorde. Emotioneel zijn ook de reacties van het publiek dat vanavond is toegestroomd. Twintigduizend plaatsen telt het theater en ze zijn allemaal verkocht. Kleine rellen breken uit als enthousiaste muziekliefhebbers die geen kaartje hebben kunnen bemachtigen, proberen alsnog binnen te komen. Er wordt gejuicht als koor en orkest eindelijk het podium betreden en de musici het klaaglijke Refugee’s Theme inzetten, afkomstig uit de soundtrack die Karaindrou maakte voor de film The Suspended Step Of The Stork van regisseur Theo Angelopoulos. Een storm van enthousiasme waait door het theater als Karaindrou zelf opkomt, gevolgd door de eveneens Griekse mezzo-sopraan Markella Hatziano, de Noorse saxofonist Jan Garbarek en de Zwitserse cellist Thomas Demenga. Honderden lichtflitsen spatten uit evenzovele fototoestellen. Een rilling gaat door de menigte als Trieste klinkt. Elegy For Rosa. Rosa’s Aria. ‘Karaindrou’s muziek klinkt als het bloed dat op het filmdoek niet wordt vergoten,’ schreef iemand ooit. Karaindrou’s muziek is poëzie, drama en spiritualiteit tegelijkertijd. De rode draad vanavond is ‘muziek voor film en theater’ maar er worden ook werken gespeeld die buiten dit thema vallen, zoals Closed Roads – voor cello en orkest – , After Memory – voor solo cello – en Out Of Elpinor – voor saxofoon, cello, hobo, fluit, piano en santouri, een soort hakkebord. Het publiek vindt het fantastisch. Iedere keer opnieuw wordt haar naam geroepen: ‘Eleni!’ Boven in de controlekamer glundert ECM-baas Manfred Eicher.

Is het toeval dat het Duitse platenlabel ECM haar 500ste release dit jaar vierde met een CD van Jan Garbarek? Twelve Moons, waarop onder andere drummer Manu Katché (Peter Gabriel, Sting) en Sámi-zangeres Mari Boine Persen zijn te horen, is volgens Eicher ‘de continuering van een artistieke relatie die al 25 jaar duurt.’ Vanaf het begin van ECM dus.

De jonge Duitse musicoloog annex opnametechnicus Manfred Eicher hoorde Jan Garbarek voor het eerst tijdens een jazzfestival in het Italiaanse Bologna, waar Garbarek optrad met de groep van George Russell. Eicher: ‘Jazz had toen nog iets magisch. Het publiek was nog spontaan in zijn reactie en werd daarin niet gestuurd door slimme opiniemakers. Toen ik over de markt liep waaraan het theater ligt hoorde ik plotseling een saxofoon. Nu is dat niet bijzonder. Hier speelde iemand echter heel andere maatsoorten dan gebruikelijk was. Ik volgde het geluid en trof Jan Garbarek aan, die aan het repeteren was voor die avond. Hij gebruikte een manier van fraseren die ik nog niet eerder had gehoord.

‘Hymnisch,’ noemt Eicher de toon die hem destijds zo van zijn stuk bracht. ‘Muziek die tegelijkertijd kracht en integriteit uitstraalde.’ Voor Eicher stond het als een paal boven water dat hij met Garbarek een plaat zou opnemen voor zijn eigen label. ECM bestond toen nog niet, tien maanden later wel. Voor Eicher was Jan ‘de eerste musicus die deel uitmaakte van een nieuwe muzikale richting’.

Jarenlang had het in München gevestigde ECM de naam een new age-label te zijn. En nog zijn er legio mensen, vooral in de media, het contingent popjournalisten voorop, die de muziek die Manfred Eicher uitbrengt in een geitenwollen sokken bazaar in het tijdperk van Aquarius situeren. Typisch een voorbeeld van vooroordelen en vooral van geen oren aan het hoofd hebben, deze althans niet gebruiken waarvoor ze bestemd zijn: om te horen. Eicher: ‘New age als aanduiding van een bepaalde soort muziek kwam pas op in de jaren tachtig, met het label Windham Hill. ECM werd zeker in het begin vaak in verband gebracht met new age. Ik ben het daar helemaal niet mee eens. Ik hou niet van de zogenaamde filosofie achter het idee van de new age, noch denk ik dat onze muziek daar op een of andere wijze aan refereert. Ik vind tussen de opnamen van de eerste tien jaar niet één, maar dan ook niet één plaat die in die richting wijst. De eerste opnamen die wij uitbrachten waren van Mal Waldron, Paul Bley, Gary Peacock, Paul Motion, Derek Bailey en Evan Parker, allemaal jazz, geïmproviseerde muziek en in het geval van de laatste twee zelfs erg experimenteel. Ik weet niet waar mensen over praten. Ik haat die vlag.’

ECM brengt muziek uit die veelal is gesitueerd in het overgangsgebied waar pop, jazz en klassieke avant-garde elkaar de hand schudden en innige liaisons aangaan. ECM staat voor muziek die intens is, puur in geluid, zo meent Eicher, die niet alleen labelbaas is maar ook de productie van de meeste muziek die hij uitbrengt zelf ter hand neemt. Tot volle tevredenheid van de meeste musici, zo vertelt bijvoorbeeld Jan Garbarek: ‘Hij heeft een directe relatie met de mensen met wie hij opneemt en dat heeft zijn invloed op de artistieke prestaties. Manfred is echt enorm betrokken bij de opnames en heeft over het algemeen hele goede suggesties.’

Die suggesties leiden in de studio tot tastbare resultaten, zo laten 500 glasheldere producties horen. Eicher weet vaak ook musici uit hele uiteenlopende muzikale en culturele achtergronden bij elkaar te brengen, in de studio en de werkelijkheid van de concertzaal. Zo bracht hij nog niet zo lang geleden de Argentijnse bandoneon-speler Dino Saluzzi samen met de Amerikaanse cellist David Darling en het Franse duo Tamia en Pierre Favre (respectievelijk stem en slagwerk). Een ander voorbeeld van iemand die een muzikaal-culturele cross-over maakte is de Tunesiër Anouar Brahem, een meester op de oud (fretloze korthalsluit met dubbele snaren) en een musicus met een diep respect voor en een grote kennis van de Arabische klassieke muziek. In Brahems muzikale leven komen geen geografische begrenzingen voor. Zijn CD Conte de l’Incroyable Amour heeft iets van een pan-Islamitisch project, door de samenwerking met de Turkse musici Kudsi Erguner en Barbaros Erkose. Erguner bespeelt de nay, de langgerekte rietfluit uit de Islamitische cultuur. Hij wordt wereldwijd erkend als een van de muzikale leiders uit de traditie van de Sufi derwisjen, maar speelde bijvoorbeeld ook in een popcontext met Peter Gabriel. Erkose is een begenadigd klarinettist die beroemd is geworden met The Erkose Ensemble. In samenspel met dit tweetal en de folkloristische percussie-noten strooiende Lassad Hosni brengt Brahem op Conte de l’Incroyable Amour op onnavolgbaar lyrische wijze de ziel van de Arabische mystiek tot klinken. Opmerkelijk bij dit alles is dat Brahem op ECM attent werd gemaakt als ‘het ideale label’ voor zijn werk door naar de muziek te luisteren van Jan Garbarek, met wie hij inmiddels meerdere malen heeft samengespeeld. Hetzelfde was min of meer het geval met Eleni Karaindrou die in de Noorse ‘landschapssferen’ van de saxofonist elementen herkende die ook in haar eigen composities voorkomen.

David Sylvian noemde Jan Garbarek recentelijk als een voorbeeld van een musicus die op de juiste wijze de muziek van andere culturen in zijn eigen muziek integreert. Sylvia: ‘Hij is erin geslaagd overal ter wereld in etnische culturen rond te lopen die hij van ganser harte en volledig omhelst terwijl hij toch ook zijn eigen bagage inbrengt. Garbarek is een uniek talent. Er zijn niet zoveel musici die kunnen wat hij kan. Hij is trouw gebleven aan zijn eigen bronnen maar is daarin niet onbuigzaam, hij respecteert tegelijkertijd de tradities waarin hij werkt.’

Garbarek zelf zegt te geloven dat de meeste volksmuziek van overal ter wereld vandaan heel diep aan elkaar verwant is. ‘Dat heeft waarschijnlijk te maken met het ritme van het lichaam, van de natuur. De basisprincipes in alle muziek liggen vast.’ En over de wisselwerking met andere muzikale culturen: ‘Niemand is meer puur, denk ik. Door alle communicatiesystemen is de wereld zelf drastisch veranderd. Wij worden allemaal beïnvloed door de meest uiteenlopende dingen. Er gaat van alles door de lucht en wij pikken dat op, onbewust, waardoor al die elementen deel van onszelf zijn geworden.’

Manfred Eicher bracht de wereld in contact met muzikale grootheden uit de jazz en de geïmproviseerde muziek enerzijds en de wereld van de nieuwe klassieke muziek anderzijds, met Keith Jarrett, Carla Bley, Shankar, Heinz Reber en Charles Lloyd maar ook met de Estlandse componist Arvo Pärt. Speciaal voor de eerste opname van deze laatste begon Eicher in ’83 ECM New Series, een label voor gecomponeerde muziek. Daarmee keerde hij in feite terug naar zijn eigen klassieke achtergrond, naar de jongen die op zes-jarige leeftijd viool leerde spelen en die aan de Musikhochschule in Berlijn studeerde alvorens een aantal jaren in een orkest te spelen. Met ECM New Series keerde Eicher terug naar de klassieke basis maar tegelijkertijd zette hij een paar stevige stappen voorwaarts.

Hij beschouwt zelf Tabula Rasa van Arvo Pärt als een van de belangrijkste platen die ECM heeft uitgebracht. Buiten het feit dat het de eerste productie is die ooit van deze componist in het westen uitkwam, was Tabula Rasa een van de eerste modern-klassieke platen die een publiek aansprak dat voor een groot deel afkomstig was uit de rockcultuur, zonder dat er enige concessie was gedaan met betrekking tot de artistieke diepgang van Pärts werk.

Eicher zegt niets te verwachten van welk publiek dan ook, behalve dat het open staat. ‘Er is geen typisch ECM-publiek. Er is slechts een publiek dat luistert naar muziek en daar serieus mee omgaat. Pakt de muziek de eerste keer niet, dan zijn er altijd nog een tweede en een derde keer waarbij het misschien wel lukt. Toen Schönbergs Verklärte Nacht uitkwam, vond het publiek het zo modern, bijna onmogelijk om naar te luisteren. Nu is diezelfde muziek bijna toegankelijk te noemen.’

Met ECM New Series wilde Eicher ook een andere esthetiek in de muziek introduceren, die nog iets verder ging dan ‘de toon van het adagio’ die een gemiddelde ECM-release sowieso bezit. ECM New Series brengt de twintigste-eeuwse muziek van Arvo Pärt en Henryk Górecki tot klinken, van Meredith Monk en Gavin Bryars, van Shostakovich en Hindemith, van John Adams en Steve Reich maar ook van meesters van de oude muziek als Thomas Tallis en Walter Frye. Onder de uitvoerenden treffen we musici aan als cellist Thomas Demenga, violist Gidon Kremer en de zangers van het beroemde Hilliard Ensemble.

Het Kronos Quartet, toch de meest beroemde wegbereiders van de nieuwe muziek, is een ensemble dat Eicher nooit zou tekenen. ‘Op de eerste plaats tekenen wij nooit iemand. Ik geloof niet in exclusieve contracten die iemand met handen en voeten aan een maatschappij binden. Verder is Kronos niet mijn favoriete soort kwartet. Ik heb vanaf de eerste plaat die zij opnamen het gevoel gehad dat er iemand was die hen heel gericht klaarstoomde voor de markt, zonder zich daarbij op de eerste plaats op de muziek te concentreren. Natuurlijk, het is absoluut waar dat Kronos het kwartet-repertoire enorm heeft verbreed. Heel vaak spelen zij een werk echter alleen maar om de naam die eraan vastzit. Toen ik luisterde naar hun opnamen van zogenaamde klassieke componisten als Bartok, hoorde ik ze echt noten missen. Ik kan dit kwartet niet zo serieus nemen dat ik ermee zou willen werken.’

Er waren altijd al interessante strijkkwartetten, zo betoogt hij, ensembles als het Borodin Quartet en het LaSalle Quartet. Het is dus onzin, stelt Eicher, om te denken dat Kronos uniek is. ‘Luister naar het Hagen Quartett, wat zij doen met Schubert en Beethoven, en je hoort een ongelooflijke vorm van muzikaal denken, die zich veel meer beweegt op het niveau van muziek maken dat ik nastreef. Het gaat hier om muziek die mensen aanspreekt om de muziek zelf en niet omdat het toevallig in de mode is. Kronos – en niets ten nadele van hun muzikale kwaliteiten – is een product van de media, een product van het kunstmatige denken dat steeds meer deze wereld bepaalt.’

Een platenmaatschappij is er niet om links en rechts wat uit te proberen, om dan vervolgens af te wachten wat er blijft hangen. Een platenmaatschappij moet uitgaan van een idee, een visie, van een obsessie zelfs, vergelijkbaar met de manier waarop de grote uitgevershuizen werken, vindt Eicher. ‘Loyaliteit en steun, dat moeten de hoekstenen zijn van de relatie die een maatschappij heeft met de mensen met wie wordt gewerkt, ook al blijft succes uit. Als muziek vanuit een zekere integriteit is geschreven en wordt uitgevoerd door musici die op zoek zijn naar de diepte, de geheimen in de muziek, dan zal er altijd een publiek zijn. Mensen verlangen altijd naar iets dat hen raakt, of ze het nu kennen of niet.’