Philip
G l a s s
door C. Cornell Evers OOR 7 september 1985
● Hoewel hij overal stampvolle zalen trekt en zijn platen als warme broodjes over de toonbank gaan, is de roem avantgarde-componist Philip Glass niet naar het hoofd gestegen. ‘Ik kan nu tenminste mijn huur betalen,’ reageert de vroegere taxichauffeur laconiek. ‘Als ik tegenwoordig met een nieuwe opera kom aanzetten weet ik in ieder geval zeker dat de producenten hem willen hebben. En geloof me, dat is echt wel eens anders geweest.’ Musica America riep hem onlangs uit tot Musicus van het Jaar.
‘Zijn muziek wordt gekenmerkt door een individualiteit waar geen etiket op past, en wordt met evenveel succes beluisterd in operahuizen als in concertgebouwen en discotheken, tijdens jazzconcerten en sportevenementen.’ (Robert T. Jones)
SNACKBAR ‘AVANTGARDE’
Philip Glass kan zonder meer de meest bekende vertegenwoordiger van de minimal music stroming genoemd worden; wist in die hoedanigheid ook als één van de eersten een duidelijke brug te slaan tussen klassieke muziek en pop. Niet alleen door productie-activiteiten voor groepen als Polyrock en Raybeats, maar vooral ook door zijn op repetitieve structuren gebaseerde klankwatervallen net dat frisse en onstuimige mee te geven dat vooral ook een poppubliek aanspreekt.
Na een studie aan de bekende Juilliard School Of Music in New York werkte de jonge Glass in de jaren zestig een tijd in Parijs als componist van filmmuziek, alvorens een ontmoeting met de Indiase musicus Ravi Shankar zijn leven radicaal zou veranderen.
Enkele studiereizen richting Verre Oosten volgden, waardoor de reeds gewekte belangstelling voor niet-westerse muziek groeide. Met name raakte Glass gefascineerd door de ritme-structuren zoals die o.a. in de gamelan-muziek werden toegepast. Terug in de Verenigde Staten stortte de jonge componist zich dan ook vol overgave op het schrijven van minimale muziek volgens het principe van de toevoeging (additieve methode van Indiase oorsprong), voor de uitvoering waarvan hij in 1968 het Philip Glass Ensemble oprichtte.
Zeventien jaar later is Philip Glass wereldberoemd en kan men juweeltjes als Glassworks, The Photographer (m.m.v. David Byrne) en de soundtrack van Godfrey Reggio’s filmische meesterwerk Koyaanisqatsi zowel in de platenverzameling van de progressieve popfan als van de liefhebber van eigentijdse klassieke muziek aantreffen.
WORKAHOLIC
En niet alleen op platengebied is Philip Glass succesvol, ook zijn theaterstukken kunnen inmiddels, waar ook ter wereld uitgevoerd, op een positieve respons rekenen. Na Einstein On The Beach, de recentelijk ook op plaat uitgebrachte Gandhi-opera Satyagraha, Akhnaten en Glass’ medewerking aan Bob Wilson’s multinationale theaterproduktie The Civil WarS, staat er alweer een nieuwe productie van de immer actieve componist op stapel. Dit keer niet gebaseerd op historische figuren of gebeurtenissen, maar op het fictie-verhaal De Vertegenwoordiger Van Planeet 8 van de Engelse schrijfster Doris Lessing.
Ook is Glass na Koyaanisqatsi verder getrokken door filmland en componeerde hij de muziek voor Mishima van de Hollywood-regisseur Paul Schrader (American Gigolo); een film over de gelijknamige Japanse schrijver, die in 1970 op het hoogtepunt van zijn carrière zelfmoord pleegde.
Philipp Glass is een echte workaholic die het volgens eigen zeggen geen ene moer uitmaakt of hij nou met pop-, film- of klassieke muziek bezig is. ‘Ik ben gewoon geïnteresseerd in muziek, ongeacht het etiket dat erop geplakt zit. Voor mij telt alleen kwaliteit,’ stelt hij.
Dat een overvolle agenda onherroepelijk zijn sporen nalaat op iemands fysieke gesteldheid, wordt pijnlijk duidelijk als de componist tegenover me zit. Een enigszins opgeblazen, vermoeid uitziende veertiger die uiterlijk bar weinig van doen heeft met het jeugdig enthousiasme en de bravoure die van zijn muziek afspetteren. Duidelijk weinig zin in een diepgaand gesprek raffelt hij de antwoorden als van buiten geleerd af, wacht vaak niet eens tot ik mijn vraag beëindigd heb. Raakt ook enigszins geïrriteerd als ik hem probeer uit te horen over Frank Zappa die net als hijzelf voorgeeft vooral beïnvloed te zijn door het werk van Edgar Varèse.
‘Wat heeft Zappa met mij te maken? Wat heeft deze vraag überhaupt met mijn muziek te maken? Zijn zogenaamd serieuze werk? Bullshit! Nonsens! Maar publiceer dat in hemelsnaam niet. Anders praat hij nooit meer met me. Muziek zonder kwaliteit kan ik niet uitstaan. En zogenaamd intellectuele muziek interesseert me al helemaal geen bal. De taal van muziek, die is pas belangrijk, de emotie. Maar niet die artistieke onzin!’
Is dat ook de reden waarom je jezelf met je muziek afzette tegen academische componisten als Karlheinz Stockhausen en Pierre Boulez?
‘In het begin zeer zeker. Maar tegenwoordig is dat niet meer zo noodzakelijk. De muzieksoort die Stockhausen en Boulez representeren heeft zichzelf niet overleefd. Gelukkig maar. Die muziek nam een veel te dominante positie in. Jonge componisten moesten in die traditie componeren, wilden ze tenminste meetellen. Dat werd ons vroeger ook zo verteld. Vandaar dat het ook zo belangrijk voor mij was om me van die onzin los te maken. Tegenwoordig kan iedereen op zijn eigen specifieke wijze met muziek omgaan, waardoor het aanbod heel groot en divers is. En ik denk dat we dat toch voor een groot gedeelte aan John Cage te danken hebben. Maar ook aan de jazz en de soort muziek die ik en anderen zo’n vijftien jaar geleden maakten.’
‘Ik was indertijd echt een soort Coltrane-groupie’
Zijn er jazzmusici die jou beïnvloed hebben?
‘Ja hoor. John Coltrane en Charlie Parker! Maar vooral Coltrane. Ik was indertijd echt een soort Coltrane-groupie. Waar hij ook speelde, ik was er ook. Later ben ik echter meer naar Ornette Coleman en Anthony Braxton gaan luisteren. Ik geloof echt dat Ornette een van de belangrijkste musici van onze tijd is. En dan niet zozeer in de experimentele hoek waarin ik actief ben, maar binnen de muziek als geheel. Hij en Don Cherry creëerden een heel nieuwe soort muziek gewoon in de praktijk, op het podium. Dat hele idee van de freejazz komt van hem. Bijna nergens in de geschiedenis van de muziek vind je een stroming die zo duidelijk met één persoon geïdentificeerd kan worden als juist de freejazz met Ornette Coleman. Ik heb hem de laatste tijd niet meer zien optreden, maar wat hij vroeger deed was echt verbazingwekkend. Jammer alleen dat hij destijds nauwelijks begrepen werd.’
BLIND & DOOF
Hoe belangrijk waren voor jou de contacten met niet-westerse muziek?
‘Heel belangrijk. Het was voor het eerst dat ik tot de ontdekking kwam dat de geschiedenis van de muziek niet zozeer een Westerse aangelegenheid was, maar
dat de belangrijkste tradities juist totaal ergens anders gezocht moesten worden. Ik moet toen ongeveer 26 geweest zijn, het midden van de jaren zestig. Alle etnische muziek werd destijds aangeduid als primitief. Bijna onvoorstelbaar, vind je niet?’
Zoveel is er niet veranderd. Juist door de Oosterse invloeden wordt ook jouw muziek door sommigen als irritant en vervelend afgedaan.
‘Er zijn nu eenmaal kunstcritici die blind en muziekcritici die doof zijn. Jammer voor hen.’
De geluidsvolumes die jij bij je concerten hanteert zijn vaak aan de behoorlijk hoge kant.
‘Het massieve karakter is erg belangrijk. Ook zijn sommige aspecten van mijn muziek alleen maar hoorbaar bij heel hoge volumes. Ik vind het overigens niet echt hard. Vergeleken met een strijkkwartet, akkoord, maar in vergelijking met een rockband valt het allemaal wel mee. Daarom ben ik trouwens Glenn Branca zo dankbaar… (grinnikt) eindelijk is er iemand die harder speelt dan ik. Het is echt leuk om te zien hoe het publiek exact hetzelfde op zijn concerten reageert als het zo’n tien jaar geleden deed bij mij. Ik geloof dat ik wel zo’n beetje begrijp waar Branca mee bezig is. In de wereld van de zogenaamde experimentele muziek zijn er niet zoveel die écht experimenteren, het overgrote deel is eigenlijk heel conformistisch bezig. Glenn weet echter iedereen weer op te schrikken. Dat lukt er tegenwoordig niet zoveel meer!’
Je werkt behalve met je eigen ensemble ook vaak met grote orkesten. Hoe reageren deze meestal klassiek geschoolde musici als ze jouw composities moeten spelen?
‘Hangt er vanaf. In het begin waren er wel problemen, ook al doordat mijn wijze van noteren nogal ongewoon was. Toen ik daar rekening mee ben gaan houden was eigenlijk de grootste barrière uit de weg geruimd. En tegenwoordig vinden ze het vaak heel interessant, zijn ook behoorlijk vertrouwd met mijn werk. (lachend) Het voordeel van beroemd zijn.’
TRILOGIE
Met je nieuwe opera sla je duidelijk nieuwe wegen in. In plaats van op historische figuren en gebeurtenissen baseer je je nu op een science-fiction roman. Is dat niet een hele ommezwaai?
‘Einstein On The Beach, Satyagraha en Akhnaten moet je als een trilogie zien. Een drieluik over wetenschap, politiek en religie zoals ik de geschiedenis van onze beschaving zie. Wil zien. Een beschaving waarin kunstenaars, dromers en dichters geschiedenis schrijven en niet soldaten en politici. Als we over Griekenland praten denkt toch ook bijna iedereen het eerst aan filosofen en historici uit die tijd. De geschiedenis van de mensheid bestaat uit wat er leeft aan ideeën en gedachten.
‘Mijn nieuwe opera gaat over een planeet die met uitsterven bedreigd wordt doordat de zon verdwenen is. Een wereld die langzamerhand helemaal bedekt wordt met sneeuw en ijs. Het is het verhaal van mensen die beseffen dat het afgelopen is, echter naar een uitweg zoeken om te overleven. Hoewel de geschiedenis zich afspeelt op een andere planeet is het natuurlijk duidelijk dat deze situatie op onze eigen aarde slaat, een wereld die ook finaal op barsten staat.’
Ben je eigenlijk geïnteresseerd in zogenaamde klassieke opera’s?
‘Niet echt. Ik vind ze vervelend, hoewel de muziek me soms wel interessant lijkt. Ik weet ook niet of het wel terecht is mijn theaterstukken opera’s te noemen. Ikzelf heb het eigenlijk liever over muziektheater. Hoewel ik wel alle faciliteiten van de opera nodig heb. Met Einstein On The Beach vroeg men mij of dit nu opera was, waarop ik antwoordde dat echt niet te weten, maar dat als men het stuk wilde produceren het wel in een opera-gebouw moest. Het is ook nooit mijn bedoeling geweest de opera opnieuw uit te vinden. Ik wilde het medium alleen maar vernieuwen.’
KUNST
Hoe zie jij momenteel het politieke en culturele klimaat in de Verenigde Staten?
‘Hetzelfde als in Europa. Compleet corrupt. Zoiets heeft niets met nationaliteit te maken. Mensen zijn overal hetzelfde. Ik ben daar ook niet zo mee bezig als bijvoorbeeld Laurie Anderson.’
Je volgt haar werk?
‘Ik geloof in haar als kunstenaar en ben er heilig van overtuigd, dat als Laurie op deze weg voortgaat zij wel eens een van de meest inspirerende persoonlijkheden van onze tijd kan worden. Waarom? Omdat ze heel clever is en erg hard werkt. (Na een lange stilte) Weet je waarom? Because she’s talented.‘
Je hebt vroeger nog een tijdje bij de kunstenaar Richard Serra gewerkt. Is er nog sprake van een relatie tussen jouw muziek en het kunstcircuit?
‘Geen enkele. Mijn enige contacten met de kunst zijn de gesprekken die ik in de privé-sfeer heb met sommige van mijn vrienden. Waaronder dus Richard Serra. Uiteraard houd ik me wel op de hoogte, bezoek ook exposities.’
Video-kunst?
‘Ik vind het interessant wat er gebeurt. Eindelijk ontstaat er zoiets als een techniek… stijl… een videotaal. In het begin stortte iedereen zich plompverloren op het medium zonder eigenlijk precies te weten wat er precies mee aan te vangen. Ik werk zelf niet met video. Nog niet. Maar ik ben er vast van overtuigd dat het vele mogelijkheden biedt. Er zijn alleen tien jaar voor nodig geweest om het medium geloofwaardig te laten worden. Maar geloof me, daar heeft niet alleen de video mee te kampen gehad.’