Om eerlijk te zijn had ik niets met Tropicália, de beweging die in de jaren zestig tijdens de dictatuur in Brazilië het establishment uitdaagde met een eigenzinnige mix van muziek, theater, avant-gardistische poëzie en kunst. Tenminste niet in de tijd dat ze ontstond. De psychedelische muziek van de Summer of Love reikte mij de sleutel waarmee ik van de Rooms-Katholieke kostschool kon ontsnappen. Mijn vrijheid heette vervolgens eerst progrock en later punk en new wave.
Braziliaans spoor
In 1984 – ik werkte inmiddels bij het muziekblad OOR – stuurde een bevriende muzikante mij een cassette met muziek die haar inspireerde: Os Mutantes. De sleutelwinkel uit mijn internaattijd bleek een Braziliaanse vestiging te hebben, die ik tot dan over het hoofd had gezien. Niet dat ik geen Braziliaanse muziek luisterde. Ik was vertrouwd met de filmische klanken van meestergitarist en componist Egberto Gismonti, met de eigenzinnige percussie van Naná Vasconcelos, met de avontuurlijke conceptalbums van singer-songwriter Milton Nascimento. Ik luisterde naar jazzdrummer en -percussionist Airto Moreira en diens vrouw, de prachtige zangeres Flora Purim. De Amerikaanse avant-garde gitarist en vocalist Arto Lindsay, opgegroeid in Brazilië als zoon van presbyteriaanse zendelingen, zette mij verder op het Braziliaanse spoor.
Rock & roll
In 1989 produceerde Arto Lindsay, samen met toetsenist Peter Scherer, Caetano Veloso’s experimentele no wave album ‘Estrangeiro’, met daarop bijdragen van onder anderen Naná Vasconcelos, Carlinhos Brown en de gitaristen Bill Frisell en Marc Ribot. Twee jaar later stond het eveneens door de gitarist geproduceerde album ‘Circuladô’ van Caetano Veloso in mijn jaarlijst op nummer 8. Op 6 in diezelfde lijst stond ‘Lust’ van Arto Lindsay’s eigen project Ambitious Lovers, met Caetano in een opvallende gastrol. Inmiddels vroegen collega’s zich af of ik van mijn muzikale geloof was gevallen, ik die toch vooral schreef over in wagonladingen decibellen grossierende bands als Sonic Youth, Swans en Einstürzende Neubauten. Brazilië, dat was toch geen rock & roll.
Hangmat
In 1990 reisde ik voor het eerst naar het land. Ik overleefde in de Amazonejungle een aanval van bijen, had in het waterland van Ilha de Marajó een koortsdelirium, werd met een eenmotorig vliegtuigje in de bush opgepikt en naar een ziekenhuis gevlogen en danste in Salvador, Bahia met de drummers van Olodum. Brazilië bleek behoorlijk rock & roll. Vier jaar later verruilde ik de redactiestoel bij OOR voor een hangmat in de Amazone in het noorden van Brazilië. Daar zag ik Caetano Veloso voor het eerst live, in Manaus, metropool in het tropisch regenwoud.