The Sugarcubes
is het IJslandse verhaal van een hobby die alsmaar groter groeide. Aflevering drie: Stick Around For Joy.
door C. Cornell Evers OOR 21 maart 1992
Hij kijkt me aan: ‘Ben je nu al klaar? Weet je genoeg dan?’
Van buiten klinkt het plezier van spelende en joelende kinderen.
Lege bierblikjes staan in wanorde over de tafel verspreid.
Een prille lentezon gluurt voorzichtig naar binnen.
Einar Benediktson, zanger/rapper en trompettist van de IJslandse formatie The Sugarcubes lijkt oprecht verbaasd als ik na vijfentwintig minuten mijn recorder uitschakel.
Waarom? Waarom moet elk woord dat een popartiest over de lippen komt, voor het nageslacht vastgelegd worden? Ik ben niet geïnteresseerd in driestuiverfilosofieën, netzomin als ik een Sinéad O’Connor serieus wens te nemen, als die zich hysterisch schreeuwend toegang verschaft tot een parlementsgebouw, op een manier waarvoor iemand anders naar het RIAGG doorverwezen zou worden.
De blinde navolging waarop de popster zijn of haar status bouwt, het absolutisme waarmee diezelfde popster meningen uitdraagt, de onverholen minachting voor andersdenkenden, de manipulatie-technieken waarmee het publiek wordt bespeeld: dat alles heeft vaak minder te maken met de vrijheidsdrang van rock & roll als wel met een sluimerend fascisme, zoals dat in ieder mens leeft.
Veel popartiesten hebben weinig zinnigs te melden, tenminste niets meer dan de loodgieter of de warme bakker van om de hoek. Einar weet dat, ook nu, nu hij daar lichtelijk duizelig door jetlag en alcohol de ene sigaret na de andere zit weg te paffen. Een aardige vent, al heeft hij het imago dat het tegenovergestelde zegt en wordt zijn uitbundige podiumgedrag hem niet altijd door iedereen in dank afgenomen. Ik herinner me dat hij, jaren geleden, vlak na de release van de debuut-LP Life’s Too Good en met het succes van singles als Birthday, Cold Sweat en Deus nog vers in gedachten, opmerkte dat hij hoopte nooit in zijn leven te zullen voldoen aan het archetypische beeld van de rockster, maar dat hij er zichzelf regelmatig op moest betrappen dat de verleiding om wel op een of andere manier in de tredmolen van de roem mee te lopen, erg groot is. Gelukkig is hij lui. Zijn luiheid is in dit geval zijn redding.
Een uit de hand gelopen hobby. Zo ziet Einar zelf The Sugarcubes, een band van ‘rustig aan, dan breekt het lijntje niet’. Hun platen verhalen van het alledaagse leven in Reykjavik, uitvalsbasis van The Sugarcubes en tevens hoofdstad van IJsland. 240.000 inwoners telt het land dat vooral bekend staat om zijn warmwaterbronnen en spuitende geisers, maar dat ook het hoogste aantal schaakkampioenen per hoofd van de bevolking in de wereld telt. Iedereen kent elkaar, min of meer, en dat is wel zo gezond, daar blijf je tenminste ‘normaal’ van.
Einar, Björk, Bragi, Magga, Siggi en Thor streven niet naar een sterstatus noch gebruiken ze hun teksten om allerlei pretentieuze boodschappen uit te dragen. The Sugarcubes zijn anders, zeker niet de beste muzikanten ter wereld maar dat is in dit geval minder belangrijk. The Sugarcubes stralen plezier uit, enthousiasme, hun muziek heeft de vrolijke lichtheid van veelkleurige bellen zoals kinderen die uit zeepsop blazen – Stick Around For Joy – en hetzelfde is van toepassing op de feestelijke video’s. Einar: ‘Veel artiesten kijken op hun publiek neer, hun teksten zijn zo belerend dat het bijna beledigend is. Als ze dan een clip moeten maken, zoeken ze een locatie in een verlaten woestijn of iets dergelijks en proberen dan met een verhaallijn in de video iets te vertellen. Zij gaan er vanuit dat het publiek achterlijk is en dat daarom alles zo eenvoudig en duidelijk mogelijk opgezet moet worden. Zij ontnemen het publiek op die manier de mogelijkheid om de eigen fantasie te gebruiken. In dat opzicht is veel popmuziek een aanslag op de intelligentie van het publiek.’
Een tweede langspeler – Here Today, Tomorrow Next Week – drukte even de hooggespannen verwachtingen die waren opgeroepen door Life’s Too Good, maar zoals Einar zelf ruiterlijk toegeeft: ‘Ik denk dat we een beetje de weg kwijt waren. Er waren zoveel ideeën en die hebben niet de tijd gekregen om uit te kristalliseren. Wij hebben de zaak opgenomen en moesten daarna meteen op tournee. Tussendoor hebben we de plaat proberen te mixen. Dat was een rampzalige manier van werken. Uiteindelijk is het dan ook fout gelopen. Er was niet zozeer sprake van druk van buitenaf als wel vanuit onszelf. Wij wilden alles doen om maar zoveel mogelijk lol te hebben, maar dat leverde een nogal onevenwichtig product op. In dat opzicht is Stick Around For Joy echt anders geworden. Het plezier is wat meer ingetogen. Plezier heeft ook niet altijd te maken met een luide schaterlach, met haha… Stick Around For Joy is, denk ik zelf, gewoon heel plezierig om naar te luisteren.’
Na Here Today, Tomorrow Next Week wijs geworden, lasten The Cubes een lange rustperiode in. Einar werkte achtereenvolgens als uitsmijter en als barkeeper (‘Ik was te tenger om als portier bij de deur van een bar te staan en werd er dus zelf uitgesmeten’) en presenteerde talkshows voor een lokaal radiostation. En hij speelde trompet in het jazzorkest van Siggi, met Björk op klarinet, Bragi op drums en Magga op accordeon. ‘Er zaten ook nog mensen uit twee andere bands in. Samen waren we met veertien, vijftien muzikanten. Het was een soort bigband in de stijl van Glenn Miller. Geen parodie maar heel serieus allemaal, met een repertoire van standards uit de jaren veertig en vijftig, Blue Moon en zo. We werden nog populair ook. Siggi is een fantastische zanger, een geweldige crooner, met een zwak voor Julio Iglesias.’
Beschuldigende vingers wezen in het verleden naar The Sugarcubes en noemden hen naïef. Dat is het echter niet waarom platen van The Sugarcubes letterlijk sprankelen van kinderlijk plezier. Echte wijsheid wijst het kind niet af: een fundamenteel uitgangsprincipe voor The Sugarcubes.
Er zijn er in de loop der jaren inmiddels vier geboren, vier koters die alles te maken hebben met het ontwikkelingsproces dat de band gaande houdt. Einar: ‘Wij leven in IJsland een gewoon alledaags leven en daarin zijn onze families heel belangrijk. Daar schrijven we dan ook over. Ik vind het absoluut niet interessant om liedjes over hotelkamers te maken.’