We leven in onzekere én spannende tijden. De wereld zoals we die kenden brokkelt stukje bij beetje af, of stort voortijdig in. We beleven momenten van transformatie: uit het oude verrijst in toenemend tempo iets nieuws. Ons fysieke bestaan wordt daarbij steeds sterker aangevuld met digitale tegenhangers, waarin het uiteindelijk zelfs dreigt los te raken. Tegelijkertijd ontvouwt zich in de kunsten een spirituele kracht die naar een gedeelde toekomst wijst, voorbij tegenstellingen van traditie en experiment, concertzaal en alternatieve locatie, elitair en inclusief, kennerskunst en brede toegankelijkheid, esthetiek en boodschap.
Poëzie van de lange liederen
“Een wereld van spectrale nuances, cultureel geheugen en fragiele verbindingen” — zo omschrijft de begeleidende informatie ‘Veiled Erosion’, het debuutalbum van de Chinees-Amerikaanse componiste Anqi Liu.
Anqi Liu (1990), geboren in Hohhot, Binnen-Mongolië, woont en werkt in de Verenigde Staten. Als componiste en geluidskunstenares duikt ze diep in verborgen lagen van geluid en legt hun potentieel bloot.
Met een combinatie van akoestische composities, veldopnamen en improvisaties op synthesizers en laptops schept ze klanklandschappen waarin toeval, onvoorspelbaarheid en minutieuze controle samengaan. Het opname- en mixproces functioneert daarbij niet alleen als persoonlijk ritueel, het is tevens een organisch verlopend traject, waarin ook onverwachte geluiden en zelfs uitglijders een bron van inspiratie vormen.
Cultureel geheugen en tradities zijn vaak onlosmakelijk verbonden met de ontstaansgeschiedenis van een door globalisering en technologische media verbonden muziekwereld. Wanneer ritmes, melodieën en instrumenten uit verschillende muzikale tradities samenkomen, worden culturele achtergronden zichtbaar en ontstaan er van daar uit nieuwe gemeenschappen. Het begrip cultureel geheugen verwijst hier zowel naar bewuste herinneringen als naar een diep verankerde culturele imprint, die in mensen voortleeft en van generatie op generatie wordt overgedragen.
Muziek fungeert daarbij als een levend archief van (gedeelde) herinneringen. Het bevordert ontmoeting, samenwerking en wederzijds respect, en slaat bruggen tussen generaties en achtergronden. Zo komen individuele en collectieve identiteit samen, terwijl traditionele vormen telkens opnieuw betekenis krijgen in een veranderende wereld.
‘Veiled Erosion’ van Anqi Liu, uitgebracht bij het label Kairos, put uit Mongoolse Long Song-tradities en microtonale kamermuziek.
De Mongoolse Long Song of Urtiin Duu is een traditionele zangstijl met lange, uitgerekte noten en vaak slechts enkele woorden per lied. De zang kent een breed vocaal bereik, rijke versieringen en is nauw verbonden met het nomadische leven in Mongolië. Urtiin Duu wordt gezongen bij belangrijke gebeurtenissen zoals huwelijken en geboortes. Sinds 2005 staat deze traditie op de UNESCO-lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed.
Liu verwerkt elementen uit deze traditionele muziek in haar klanklandschappen. Daarmee laat zij zich inspireren door culturele “herinneringen” en oude muzikale vormen, die zij vertaalt naar een hedendaags idioom.
‘Veiled Erosion’ bevat vijf composities, uitgevoerd door evenzoveel ensembles of solisten. De opener van het album is ‘While Snow…’ (2022) door het Oostenrijkse Schallfeld Ensemble, een kamerensemble voor hedendaagse muziek. Het is niet duidelijk waar de titel vandaan komt. De componiste heeft in interviews aangegeven dat ze titels kiest die “een poëtische ingang” vormen voor het luisteren, zonder exact voor te schrijven wat je moet ervaren. ‘While Snow…’ leest hier als “terwijl het sneeuwt…” – en is zo een omschrijving van een specifieke toestand of atmosfeer waarin iets gebeurt. ‘While Snow…’ draait dan om luisteren naar wat in beweging is — de subtiele verschuivingen, het broze evenwicht tussen mensen, tradities en zintuiglijke waarnemingen. Dat openbaart zich in ruim zeventien minuten van verschuivende schilderingen. Die variëren van bijna ambient-achtige, gestreken klanklandschappen tot rauwe erupties van industriële geluidsexplosies, aangejaagd door bonkende pianoklappen, gevolgd door een nerveuze, nooit helemaal volkomen stilte.
“How Light Arrives…” (2020) voor zestien musici wordt uitgevoerd door het Palimpsest Ensemble, dat nauw verbonden is met de University of California, San Diego (UCSD). De titel kan een verwijzing zijn naar een moment of proces van verlichting, ontplooiing of openbaring. In elf minuten groeien lange, uitgerekte tonen vanuit een dromerig begin naar een staat van wording die resoneert met Liu’s muzikale verkenning van subtiele klankschakeringen, geleidelijke ontvouwing, fragiele verbindingen en ongedefinieerde, niet helemaal affe tussenruimtes. Zoals bij ‘While Snow…’ lijkt ook ‘How Light Arrives…’ de luisteraar uit te nodigen om de muziek te ervaren vanuit een open, vrij te interpreteren ruimte, in plaats van te verwijzen naar een vastomlijnd programmatisch verhaal.
Licht popt ook op in ‘Light Beams Through Dusts, Through a Mist of Moistures’ (2019), een solo-contrabaswerk gecomponeerd voor en uitgevoerd door Kyle Motl, waarin verschillende versies van opnamen zijn gebruikt. De titel roept suggestieve beelden op van licht dat in wisselwerking staat met deeltjes zoals stof en vocht — inspiratiebronnen voor de atmosferische en textuur-elementen in de muziek.
In ‘Etude for Echoes’ (2019) laten klarinettist Madison Greenstone, trombonist Berk Schneider, percussionist Michael Jones en violiste Ilana Waniuk hun instrumenten zingen onder leiding van dirigent Matthew Kline — het zijn voorwaar Long Songs.
De afsluiter ‘Etude for Friends’ (2021) lijkt het sleutelstuk van ‘Veiled Erosion’. Amy Cimini, musicoloog, violiste en buitengewoon hoogleraar muziek aan UC San Diego en auteur van ‘Wild Sound: Maryanne Amacher and the Tenses of Audible Life’, wijdt er in het bijbehorende boekje1 een heel essay aan.
‘Etude for Friends’ krijgt hier vorm in een uitvoering door fluitiste Teresa Díaz de Cossio, trompettist David Aguila, violiste Ilana Waniuk en cellist Peter Ko onder leiding van Joseph Bourdeau.
De muziek schuurt, piept en kraakt als het desolate, soms verzengende landschap in een westernfilm van Sergio Leone. Maar, zoals in Leone’s verhalen, doemen ook hier onverwachte paden en verborgen lagen op, en blijkt vriendschap — zowel maatschappelijk als emotioneel — een wonderlijk ambigue en fascinerend fenomeen, ook als klankschap.
Achter een sluier
Anqi Liu schetst in haar muziek een wereld van fijnzinnige klanknuances, culturele herinnering en kwetsbare verbindingen. Geïnspireerd zoekt zij in haar werk naar ruimte “tussen ruis en toon, adem en strijkstok, het zelf en de ander” (Amy Cimini 1).
‘Veiled Erosion’ verwijst, vrij vertaald, naar het thema van subtiele en sluipende veranderingen en verval, die schuilgaan achter een sluier.
Het album gaat niet over oplossingen, maar over het voortzetten van leven met paradoxen. Daarbij toont geluid de sporen van relaties, terwijl de muziek laveert tussen fluistering en confrontatie, en zo nieuwe manieren opent om te weten en te ervaren. De titel suggereert aldus een benadering van tijd, cultuur en klank als een voortdurende transformatie en onthulling.
Een bekende afweging in de moderne muziek is vaak esthetiek versus boodschap – muziek als pure klankkunst tegenover muziek als drager van politieke of sociale ideeën. Anqi Liu weet deze twee briljant met elkaar te verbinden en in balans te brengen.
Over overgangs- en tussenfasen
Liu’s labelgenoot bij Kairos, Matt Choboter, staat eveneens bekend om het integreren van traditionele, vaak niet-westerse ritmes en muzikale invloeden binnen zijn experimentele, hedendaagse muziek.
Matt Choboter (1990) is een veelgeprezen Canadese pianist en componist die avant-jazz, experimentele en hedendaags-klassieke muziek met elkaar vermengt. Zijn werk is sterk beïnvloed door tradities als de Zuid-Indiase Carnatische (klassieke) muziek en de Balinese gamelan, evenals door eclectische spiritualiteit en liminale psychologie – de psychologie van overgangs- en tussenfasen.
Zo verweeft hij op het album ‘Unburying, From Liminals, Emerging’ (2024) microtonale en alternatieve stemsystemen met inspiratie uit oude culturen, zoals Sumerische mythologie, inheemse levenswijzen en post-religieuze spiritualiteit.
Op zijn laatste album, ‘Nagual’, opgenomen met het ensemble Juniper Fuse, combineert Matt Choboter Balinese toonsystemen, Zuid Indiase ritmiek en stemmingen in zuivere, natuurlijke verhoudingen (just intonation) met moderne componistentechnieken en improvisatie.
Juniper Fuse bestaat uit sopraansaxofonist Lotte Anker, percussionisten Peter Bruun en Matias Escudero Seibæk, en pianisten Matt Choboter en Simon Toldam (prepared microtonal piano). Ze verweven traditionele melodieën en ritmes tot een eigentijds en persoonlijk klankuniversum, met microtonale stemmingen en bijzondere instrumentaties.
Het ensemble ontleent zijn naam en inspiratie aan het boek ‘Juniper Fuse: Upper Paleolithic Imagination and the Construction of the Underworld’ van de Amerikaanse dichter en schrijver Clayton Eshleman (1935–2021)2. In dit werk staan de oorsprong van menselijke verbeelding, het onderbewuste en de relatie tussen mens en kunst centraal. Prehistorische grotkunst fungeert daarin als metafoor voor het creatieve onderbewuste en de eerste bekende expressies van de mens.
De musici van Juniper Fuse omschrijven hun missie als “het betreden van het labyrint van het onbewuste” — een directe verwijzing naar Eshlemans grotmetafoor. Met hun werk proberen ze een muzikale ruimte te openen waarin het verborgen, intuïtieve en spirituele kan klinken en resoneren. De muziek fungeert daarbij als een sonische ‘grot’, die uitnodigt tot reflectie, transformatie en het opdelven van het onderbewuste.
‘Nagual’ telt zeven tracks, samen ruim drie kwartier exploratiemuziek. De titel van het album verwijst naar Meso-Amerikaanse tradities. Daarin is een nagual een spiritueel wezen of staat van transformatie en is nauw verbonden met sjamanisme en mythische tradities3.
In Eshlemans boek staat de grot symbool voor het labyrint van de verbeelding via prehistorische grotkunst. Deze insteek komt terug op ‘Nagual’, eerstens in de titels van de composities: ‘Out From Womb’, ‘Nightside of the Bhedam Tree’, ‘Ecstatic Trance’, ‘Uroboric Memory’, ‘Fire Dance’, ‘Stalagnites’ en ‘Into Womb’.
Met deze omschrijvingen als vertrekpunt ontvouwt zich een fascinerende, bij tijden adembenemende benedenwereld van geluid. Die spreekt niet alleen auditief aan maar neemt de luisteraar via de beeldende kracht van de klanken en ritmes ook fysiek mee in lagen die als het ware de verschillende niveaus van het onderbewuste blootleggen, zoals in een grot steeds diepere kamers en schaduwen ontsloten worden. Improvisatie, onverwachte overgangen en niet-westerse toon- en ritmesystemen sluiten aan bij het idee van het betreden van onbekende, onontgonnen gebieden en het ontdekken van nieuwe muzikale ‘vormen’ en expressies.
Het maakt ‘Nagual’ tot een met klanken vormgegeven ritueel van afdaling en onderzoek. De muziek nodigt de luisteraar uit eigen oervormen, dromen en innerlijke beelden te ontdekken — zoals grotkunst ooit een brug vormde tussen het dagelijkse leven en het mysterie van het bestaan:
Fire
Emerging human consciousness.
The mediator of this fire, the juniper twigs give light.
The flame of early human creativity.
Psychic wombs,
caves yielding prehistoric vistas.
For within these caves,
hoping for primordial re-convene.
Matt Choboter, liner notes Nagual (Kairos, 2025)4
Avant-rockband kerft post-apocalyptische toekomst
Of er een hedendaagse versie van de oude grotkunst bestaat? Op die vraag gaf de avant-rockband Deerhoof uit San Francisco vijf jaar geleden antwoord met het album ‘Future Teenage Cave Artists’.
De vier musici van de avant-rockband Deerhoof uit San Francisco vroegen zich regelmatig af hoe met muziek de snel op ons afkomende toekomst te vangen. Het antwoord was ‘Future Teenage Cave Artists’, een album dat spreekt van revolutie, maar ook van treurnis, om het verlies van een wereld die naar de bliksem is geholpen, alle reddingspogingen ten spijt.
Deerhoof kwam in 1994 ter wereld als “elastische, hyper-expressieve” band en bestaat tegenwoordig naast oprichter van het eerste uur drummer Greg Saunier (afgestudeerd aan het Oberlin Conservatory of Music) uit bassiste en zangeres Satomi Matsuzaki en de gitaristen John Dieterich en Ed Rodriguez. De Japanse Satomi Matsuzaki, die met haar vreemd betoverende, vaak zoetige (maar vergis je niet) stem in grote mate bepalend is voor het groepsgeluid, kwam in 1996 bij de band, nadat zij van Tokyo naar San Francisco was verhuisd.
Velen, in de hele wereld, vaak jongeren, hebben zich al van de oude, maatschappelijke structuren bevrijd en met succes nieuwe manieren van leven eigen gemaakt. Zij zijn, zoals Deerhoof hen noemt, de ‘Future Teenage Cave Artists’. Die beseffen dat in de tijd die komt na de ‘eindtijd’, niet alleen de voedsel- en energiesystemen en de politiek opnieuw vorm moeten krijgen, ook de verhalen en rituelen waarmee we de wereld verklaren, vragen om aanpassing.
Het zijn die tekenen, nieuwe mythen, die de ‘Future Teenage Cave Artists’ in de muren kerven van de archaïsch-kapitalistische bastions, die verantwoordelijk zijn voor het uitputten van de aarde, de grote sociale ongelijkheid en de klimaatcrisis. ‘Future Teenage Cave Artists’ kerven (voor) de toekomst. Zoals de door de maatschappij uitgestoten, tot vandalisme gedreven jongeren die in het titelnummer dierfiguren op een grotmuur schilderen zeggen: “Gonna leave it there forever while empires fall.”
De muziek en verbeeldingen van ‘Future Teenage Cave Artists’ in woorden vangen, is niet gemakkelijk. Freakjazz en -funk, artrock en avant-garde, filmdeuntjes en zelfs de oude Bach worden, als in het meerlagige patchwork van een veelkleurige quilt, intuïtief en met grove steken over en aan elkaar gestikt. De naden en scheuren tussen de vaak abrupte stops en overgangen blijven daarbij in al hun naakte oneffenheden duidelijk hoorbaar. Explosieve, bluesy gitaarriffs en rudimentaire toetsenaanslagen springen roekeloos en zonder veiligheidsborging over naar slidegitaren en dromerige, in galm gehulde harmonieën. Er is de stem van Satomi Matsuzaki, ogenschijnlijk zacht als een poëzieplaatje, maar met scherp schietend in het verhalen. En in het psychedelische ‘New Orphan Asylum for Spirited Deerchildren’ lijken zelfs echo’s te klinken van ‘An Electric Storm’, het legendarische eerste album uit 1969 van de elektronische projectformatie White Noise.
‘Future Teenage Cave Artists’ is voor Deerhoof begrippen redelijk toegankelijk, schudt je aanvankelijk toch behoorlijk door elkaar, maar dan komt het moment dat de muziek je intiem onder de huid kruipt, en meevoert, naar die toekomst, waarin Deerhoof zelf zich al lijkt op te houden. Het enige wat je hoeft te doen, is je overgeven.
Bronnen
1 Amy Cimini, liner notes Anqi Liu – Veiled Erosion (Kairos, 2025)
2 Sarah Fox, Juniper Fuse: Upper Paleolithic Imagination and the Construction of the Underworld (Rain Taxi, 2004)
3 Elizabeth (Kiki) de Bondt, Nahualisme en Geneeskunde in Meso-Amerika, 2012
4 Matt Choboter, liner notes Nagual (Kairos, 2025)