De Arabische sleutels van de westerse kunst en cultuur

Schoonheid is in de islam de sleutel tot het goddelijke. De Arabisch-islamitische wereld kent dan ook een rijke geschiedenis van kunst en cultuur, die van grote invloed is geweest op die van het Westen. Een oud verhaal opnieuw afgestoft.

Islamitische kunst bezit grote zeggingskracht en is de uitdrukking van een intens geloof. Tegelijkertijd is het kunst die levensvreugde uitstraalt. “Waarlijk, God is schoonheid en houdt van schoonheid,” heeft de profeet Mohammed volgens de overlevering gezegd. Deze uitspraak inspireerde kunstenaars om, als daad van devotie, de mooiste kunstvoorwerpen te maken. Maar ook het genieten van schoonheid heeft volgens de koran een religieuze dimensie. Aardse schoonheid zou namelijk een afspiegeling zijn van het hemelse paradijs. Schoonheid is het sleutelwoord voor de verrukkingen die de islamitische gelovige ten deel vallen bij het binnentreden in het hemelse paradijs. Het is deze schoonheid, in alle mogelijke vormen, die de kunst van de islam overal ter wereld bepaalt. Alle islamitische kunst, vooral architectuur, muziek en poëzie, wil in meer of mindere mate een weerklank zijn van de goddelijke schittering.

Exotisme
Uit liefde voor het culturele erfgoed ontwikkelde een groepje kunstenaars (onder hen de internationaal vermaarde luitspeler Anouar Brahem) en intellectuelen in Tunesië in het begin van de jaren negentig een plan voor een onderzoekscentrum voor Arabische en mediterrane muziek. Het idee vond gehoor bij de regering. Deze bood als onderkomen voor het centrum zowaar een paleis aan, Ennejma Ezzahra, door baron Rodolphe d’Erlanger (1872-1932), een Franse bankierszoon, in het begin van de twintigste eeuw gebouwd in Sidi Bou Saïd, twintig kilometer ten noordoosten van de hoofdstad Tunis.

De keuze voor het huis van Rodolphe d’Erlanger is niet toevallig. De Fransman was geen Europese estheet, zoals er in zijn tijd zoveel waren, op zoek naar goedkoop exotisme. Rodolphe d’Erlanger was een getalenteerde schilder en genoot behalve als schrijver van een standaardwerk over Arabische muziek bekendheid als vertaler van Kitâb-Ul-Mûsiki-I-Kebir (‘Groot Boek van de Muziek’) van de Arabische filosoof en mysticus Al Fârâbî (870-950), volgens velen in Oost en West de grootste denker na Aristoteles.

Rodolphe d’Erlanger kocht de plek waar hij zijn huis wilde bouwen in 1908. In die tijd probeerde men in Sidi Bou Saïd hartstochtelijk de Arabische cultuur van voor het Franse koloniale tijdperk levend te houden. Dit was voor de baron reden, naast het respect dat hij had voor de notabelen van Sidi Bou Saïd, om zich met zijn bouwplannen bescheiden op te stellen. Van deze opstelling is Ennejma Ezzahra een perfecte maar ook paradoxale uitdrukking. Het paleis is een juweel van Arabische architectuur, gebouwd door de beste ambachtslieden. Maar het is ook een meesterwerk van terughoudendheid. De tamelijk geringe omvang van het gebouw en de eenvoud in de buitenlijnen getuigen van de zorg van een man die oprecht niet wilde dat de basisstructuur van het stadje waar hij woonde, werd aangetast. Zoals elders in het land gebeurde, waar de oude architectuur met zijn Andalusische invloeden – het gevolg van de Moorse overheersing van Andalusië van 711 tot 1492 – steeds meer werd vervangen door Europese stijlen.

Licht, dat in de islamitische wereld de aanwezigheid van God symboliseert, speelt in het paleis een zeer belangrijke rol, in natuurlijke bundels binnenvallend, gefilterd door (gekleurde) ramen en dakkoepels, en als kunstlicht dat door fraai vormgegeven lampen wordt verspreid. Het bepaalt naast de vormgeving en inrichting voor een groot deel de sfeer in de vertrekken, smaakvol en uitgebalanceerd in de bibliotheek, de muziekkamer, de weelderig ingerichte salons en de vele slaap- en gastenkamers, overdadig in de rijk geornamenteerde eetzaal en van een bijna magische werkelijkheid in de centrale hal met zijn marmeren trappen en pilaren. Niet voor niets noemde Rodolphe d’Erlanger zijn woning Ennejma Ezzahra: ‘Ster van Venus’ of ‘Lichtende Ster’.

“Praten over pure muziek is in sommige gevallen net zo gevaarlijk als praten over puur ras”

Hoewel het verhaal gaat dat d’Erlanger zich om gezondheidsredenen in Tunesië vestigde, moet de echte reden voor zijn verblijf van bijna een kwart eeuw in Sidi Bou Saïd, tot aan zijn dood in 1932, gezocht worden in een diepe betrokkenheid met de natuur en met de mensen. Deze betrokkenheid spreekt eveneens uit zijn schilderijen. Rodolphe d’Erlanger schilderde de werkelijkheid die hem direct omringde, de omgeving van zijn woning, de zee en de lucht die hem ontzag inboezemden. Hij schilderde geen anonieme ‘inlanders’, maar probeerde het respect en waardering uit te drukken voor bevriende musici, schrijvers, gezagsdragers en gewone mensen.

Hij zag het belang in van culturele uitwisseling en wederzijdse beïnvloeding. Ennejma Ezzahra was, nadat de baron en zijn vrouw Bettina zich in 1911 definitief in Tunesië hadden gevestigd, een ontmoetingsplaats geworden voor musici, schilders en intellectuelen uit de hele wereld. Onder hen waren de Franse schrijver en latere Nobelprijswinnaar André Gide en de schilders Paul Klee en August Macke. Met name voor Paul Klee betekende het bezoek aan Tunesië een ommekeer in zijn carrière. Het intense licht maakte diep indruk op hem en bracht een verregaande verandering teweeg in zijn ervaring van kleuren, zoals is te zien in de aquarellen die hij in die periode maakte.

Levende muziek
Ali Louati (Tunis, 1947) is zichtbaar een man van beschaving. Zijn manier van praten, van kleden (hoewel meestal westers gekleed, draagt hij bij officiële gelegenheden de traditionele djellaba), alles getuigt van een man die zich bewust is van de belangrijke rol die wetenschap en kunst in een samenleving spelen, moeten spelen, wil deze als zodanig kunnen overleven. Het was ook niet verwonderlijk dat juist hij, die voorheen het Centre d’Art Vivant had geleid (1981-1990), lange tijd het belangrijkste centrum van het culturele leven in Tunesië, na de ingebruikneming in 1992 de eerste oprichter-directeur van Ennejma Ezzahra werd.

“Praten over pure muziek is in sommige gevallen net zo gevaarlijk als praten over puur ras,” zei hij toen ik hem destijds ontmoette, “het ligt in elkaars verlengde.”

In zijn wereld, waar veel tradities moeite hebben om te overleven, is het langzamerhand een kwestie van leven of dood geworden, dat er mensen zijn die zich voor de traditionele muziek blijven inzetten. Niet om zo de vooruitgang een halt toe te roepen. Maar juist om deze muziek een “levende muziek” te laten blijven.

Louati: “Traditionele musici ontwikkelen, net als hun collega’s uit andere stijlen, een mentaliteit, een kijk op de muziek die zij spelen, die heel persoonlijk is. Daarom verandert muziek en blijft ze in beweging. Iemand die nu leeft, zal bepaalde muziek heel anders spelen dan iemand die diezelfde muziek in de negentiende eeuw speelde. Tegelijkertijd zijn er in de muziek waar we het hier over hebben, wel bepaalde, diepliggende elementen aanwezig, die voor altijd vast staan, net zoals er liturgische vormen zijn die in geen duizend jaar zijn veranderd en nog altijd dezelfde zeggingskracht hebben.”

Louati, zelf dichter, schrijver en schilder, schreef een boek over Rodolphe d’Erlanger. Volgens hem waren de opvattingen van de baron met betrekking tot muziek aanvankelijk tamelijk puristisch geweest. “Mensen begrepen volgens hem de regels, de wetmatigheden van de muziek niet meer. Wat d’Erlanger deed, was het restaureren, door onderzoek en dergelijke, van de traditionele muziek. Daarbij formuleerde hij ook de basisprincipes helemaal opnieuw. Uiteindelijk is hij zo, wetenschappelijk bekeken op heel wonderbaarlijke wijze, bij de bronnen van de Arabische muziek terechtgekomen.”

Volgens Louati is het een misvatting het Westen als het universele ijkpunt binnen de wereld te zien. “De angst van de Europeanen en hun behoefte aan protectie zijn in feite nergens op gebaseerd, maar ik beschouw die wel als heel natuurlijk. De bijdragen die de westerse beschaving aan de geschiedenis van de mensheid heeft geleverd, vind ik ook uitermate belangwekkend. Men heeft altijd op het goede moment ingezien hoe en welke elementen uit andere culturen voor het eigen welzijn konden worden gebruikt. Dat is overigens niet iets typisch westers. Grote beschavingen hebben altijd en vaak op geniale wijze hen aanvankelijk vreemde cultuurelementen omhelsd en zich eigen gemaakt. Wat dat betreft heeft de Arabische beschaving ooit eenzelfde soort rol in de wereld gespeeld als nu door het Westen wordt opgeëist.’

Puurheid, culturele macht en culturele geslotenheid, het zijn allemaal negatieve zaken, waar niemand wat aan heeft, meent hij. “Er bestaat gewoonweg niet zoiets als een universele westerse muziek, net zo min als er een universele Arabische muziek is. Van China tot en met Marokko, maar ook in delen van Afrika Sub-Sahara en zelfs in Griekenland worden er allerlei soorten muziek gespeeld – en vaak zijn die onderling heel verschillend van elkaar – die allemaal deel uitmaken van de Arabisch-islamitische muziek, waarvan als belangrijkste definitie genoemd kan worden dat het een muziek van openheid is.”

Mystiek
Evenals het christendom in Europa kende de islam een mystiek leven. Bekend zijn de soefi-derwisjen. Het woord soefisme komt van soef, het wollen kleed dat vroeger werd gedragen door gelovigen die zich nauwgezet aan de ethische voorschriften van de koran hielden en die zich door een verregaande ascetische levensstijl voorbereidden op het komende eindgericht. De naam zou echter volgens sommigen ook verband houden met het woord sofia, dat zowel in het Grieks als in het Perzisch wijsheid betekent.

Een vrouw, Râbi ( gestorven in 801), introduceerde het thema van de zuivere liefde voor God, de liefde die de kern werd waar binnen het soefisme alles om draaide. Mensen zouden God niet meer moeten aanbidden vanuit hoop op beloning of uit angst voor straf, zo luidde haar boodschap, maar louter en alleen om zijn oneindige schoonheid.

Het soefisme bereikte een eerste hoogtepunt in 922 in Bagdad, met de gruwelijke terechtstelling (op politieke gronden) van de pantheïst en sociaal-revolutionair al-Hallâdsch (“Ik ben de Absolute Waarheid”), die een Martelaar van de Liefde werd, wiens daden en denkbeelden nog altijd door de dichters van de islamitische wereld worden bezongen.

In de negende eeuw was voor het eerst vernomen van muziekuitvoeringen die in een extatische werveldans resulteerden en na de dood van al-Hallâdsch ontwikkelden zich de eerste orden of broederschappen. Deze orden (tarîqa), die leken op de rooms-katholieke congregaties, spraken met hun voor velerlei uitleg vatbare opvattingen tot de verbeelding van grote groepen mensen. Kunstenaars uit de stad zowel als landarbeiders, muziekliefhebbers en mensen die naar innerlijke rust zochten, allerlei bevolkingsgroepen vonden bij de soefi’s een geestelijk thuis. In dat huis was overigens, naast de serieuze kanten van het leven, ook plaats voor plezier, voor humoristische verhalen, verteld rondom de legendarische schelmenfiguur Mullah Nasreddin:

Op zekere avond zat Nasreddin op het dorpsplein. Hij pakte een snaarinstrument en speelde een enkele noot en vervolgens nog eens, dezelfde noot. Toen hij doorging met het spelen van deze noot, drong het hele dorp rond hem samen, in afwachting van een concert dat, zo hoopten ze, zou volgen. Maar Nasreddin ging door met alleen die ene noot te laten klinken.
Na enige tijd zei een van de dorpelingen: “Mullah, dat is een hele mooie noot die je daar speelt, maar andere musici gebruiken alle noten.”
“De ezels,” snoof Nasreddin, “zij zijn op zoek naar de noot, ik heb hem gevonden.”

De mystiek in de islam kwam tot volle bloei in de dertiende eeuw. Op 5 december 1247 werd Shemseddin Mehmet, een derwisj uit Tebris, onthoofd. Hij liet een leerling achter: Maulana Dschalaaluddîn Rûmi (1207-1273). Deze zou uitgroeien tot een van de grootste dichters van alle tijden van extatische religieuze poëzie.

Rûmi was geboren in wat nu Afghanistan is en sprak op jonge leeftijd al vijf talen en gaf op vier universiteiten les. Hij was 37 toen hij Mehmet ontmoette, die hem inwijdde in het mysticisme. En toen was Mehmet er niet meer en Rûmi reageerde op de dood van zijn meester met het epische gedicht Mathnawi-i Ma’nawih, met muziek en met de werveldans die hem beroemd zou maken.

Niet meer dan drie woorden
Mijn hele leven is gecondenseerd in deze drie woorden
Ik was rauw, nu ben ik gekookt en verbrand

Maulana Dschalaaluddîn Rûmi stichtte de beroemde soefi-broederschap van de Mevlevi Orde en de uit Spanje afkomstige Ibn Arâbi legde zijn theosofische werken vast en presenteerde zijn leer die bekend staat als Wahdat al-Wudschûd, wat zoveel betekent als: ‘eenheid van het zijn’.

De moderne soefi-beweging is geen aparte godsdienst of sekte. Zij wil het religieuze besef van allen die leven verdiepen en het inzicht verbreiden dat godsdiensten weliswaar in hun uiterlijke gedaante (het exoterische) verschillen, maar naar het innerlijk (het esoterische) dezelfde fundamentele waarden verkondigen.

In onze tijd nog het meest bekend is de religieuze traditie die zikr, het aanroepen van God, wordt genoemd en waarbij de leden van de broederschappen muziek en dans gebruiken om zichzelf in een mystieke trance te brengen. Daarbij valt vooral ook de enorme gratie op waarmee de mannelijke dansers zich bewegen, veel jonger dan de jaren die ze werkelijk met zich dragen.

Turkse tulpen
Ik ontmoette de Turkse musicus Ahmed Kudsi Erguner (1952) voor het eerst in Ennejma Ezzahra in Sidi Bou Saïd. Niet de verschillen tussen de Westerse en Arabisch-islamitische muziek zijn belangrijk, zegt deze, maar juist de overeenkomsten. Die, de overeenkomsten dus, moeten worden benadrukt en niet dat wat de ene tak aan de boom net iets ander maakt dan de andere tak, die aan diezelfde boom vastzit, zo betoogt hij. De wereld, meent Erguner, heeft geen behoefte aan “wijsheid uit een museum”. “Waar de wereld behoefte aan heeft, zijn musici, goede musici, mensen uit de praktijk, want zij en zij alleen zijn de echte schatbewaarders van de muziek. Zonder hen is muziek dood. Muziek is een spel. In het Frans zeg je jouer, een spel spelen. Het is een manier om poëzie over te brengen, een gevoel uit te dragen.”

Hij is van een generatie die is opgegroeid met het idee dat, wilde iemand erbij horen, hij elektrische gitaar moest spelen of saxofoon. Omdat zijn vader echter de nay bespeelde, of ney zoals men zegt in Turkije (de nay is een langgerekte rietfluit waarvan de geschiedenis teruggaat tot aan het Egypte van voor de grote dynastieën van de farao’s), en daarvoor weer diens vader, was Kudsi Erguner opgegroeid met de muzikale tradities van de Mevlevi Orde en had hij al heel jong zelf de ney leren spelen. Hij raakte ook persoonlijk betrokken bij de soefi-beweging. Deze was in Turkije echter officieel verboden en uiteindelijk is hij naar Parijs gegaan, om te studeren. Erguner is naast musicus ook nog architect en musicoloog.

Erguner: “Er zijn altijd van die steden geweest die een tijdlang als het creatieve centrum van de wereld fungeerden, als de spil waar het hele artistieke leven om draaide. Ooit was dat Istanbul, later werden het Parijs, Londen en New York. Voor wat ik doe, is Parijs echter belangrijker dan enige andere plaats in de wereld. Omdat het in Parijs echt mogelijk is musici van overal vandaan te ontmoeten. In Parijs heb ik met Iraanse musici gespeeld. Ik heb met musici uit India samengewerkt. Ik heb platen gemaakt met Arabische mensen. Allemaal kansen die ik nooit had gehad, als ik in Istanbul was gebleven.”

Onder zijn muzikale partners telt Erguner onder anderen de populaire zangeres Nesrin Sipahi en het Ensemble Des Femmes D’Istanbul. Met Sipahi maakt hij de CD Sharki – Love Songs Of Istanbul, met muziek en poëzie uit de zeventiende eeuw. Na de nederlaag van het Ottomaanse leger in 1683 bij Wenen bloeide Istanbul ondanks de politieke problemen op als centrum van de hoge kunsten. Het werd het Tijdperk van de Tulp, naar de passie die men had voor deze van oorsprong Turkse bloem. In die tijd, waarin elegantie in de kunst een hoog goed was, ontstond een nieuwe vorm van poëzie: sharki. Dit is een klaagzang of liefdeslied van vier regels, waarin de melancholieke gevoelens en de malaise van de verslagen Ottomaanse helden werden uitgedrukt. Dat de passie van de sharki bewaard is gebleven, is vooral ook te danken aan Nesrin Sipahi. Met de CD Chants Du Harem, opgenomen met het Ensemble Des Femmes D’Istanbul, haalde Erguner het westerse cliché-beeld van de harem onderuit. Westerse vrouwen zagen de bewoonsters van de harems (haram: ‘verboden’, ‘illegaal’, ‘beschermd’) in het Ottomaanse rijk veelal als gevangenen. Dat in de leefgemeenschap van de harem kunst (poëzie en muziek) een belangrijke rol speelde, is nog altijd slechts bij weinigen bekend. Het portret dat Hollywood in de loop der tijd van de haremvrouw heeft geschetst als een in sluiers geklede nymf die het bed moest delen met een oversekste pasja, heeft ook niet bijgedragen aan een meer genuanceerd beeld. Het ensemble van de vrouwen van Istanboel, dat al sinds de achttiende eeuw bestaat, doet dat wel. Deze muziekgroep laat de muzikale tradities herleven, zoals de harembewoonsters die indertijd vrijelijk en naar geheel eigen inzicht interpreteerden, met veel ruimte voor improvisaties door vocalisten én musici.

Naast traditionele musici zijn ook mensen uit de popwereld Erguners muzikale partners, zoals Peter Gabriel, bekend om zijn belangstelling voor niet-westerse muziekculturen. Erguner ontmoette de muzikale wereldreiziger voor het eerst bij de opnamen van Passion, de soundtrack die Gabriel schreef voor de spraakmakende film The Last Temptation Of Christ van Martin Scorcese.

Erguner: “Ik was in Glasgow voor een concert. Hij wist dat en nodigde me uit om naar zijn studio te komen. We werkten daar een paar dagen aan de opnamen en later vroeg hij me voor zijn album US en voor de Real World Recording Week. Ik doe dat soort dingen graag. Als iemand als Peter Gabriel mij vraagt of ik iets op zijn plaat wil doen, speel ik overigens niet iets anders dan ik normaliter doe. Soms vragen ze me iets te improviseren, soms willen ze dat ik een stuk muziek componeer. Ik doe beide met plezier, maar dat betekent nog niet dat ik ga proberen om de Turkse muziek aan te passen en te vertalen naar rock of jazz. Dat is niet mijn manier van werken. Het heeft er ook toe bijgedragen dat onderling heel verschillende soorten mensen met mijn muziek in contact zijn gekomen. Ze weten wat een ney is.’

Kudsi Erguner, the Master of the Turkish Ney Flute – the Peter Gabriel / Real World Records collaborations

“Grote beschavingen hebben altijd en vaak op geniale wijze aanvankelijk vreemde cultuurelementen omhelsd en zich eigen gemaakt”

Romantiek
Westerse musici zijn vaak driftig op zoek in de mediterrane muziek. Er zijn er echter slechts weinig die beseffen dat in het raamwerk van het eigen verleden vaak het doel al schuilgaat dat men zo graag wil bereiken. De culturele scheiding tussen Europa en de Arabische wereld en direct daaraan grenzend de Oriënt was namelijk niet altijd zo streng als nu soms lijkt. In veel muziek met wortels in zuidelijke streken is zelfs hoorbaar sprake van een beïnvloeding. De hobo is afkomstig uit de wereld van de Oriënt, evenals de harp. En de viool mag zich dan weliswaar hebben ontwikkeld tot het belangrijkste strijkinstrument binnen de westerse klassieke muziek, de voorlopers ervan (zichtbaar in bijvoorbeeld de tweesnarige rabâb) zijn onmiskenbaar afkomstig uit de wereld van de islam.

De overeenkomsten in de muziek zijn vaak ook groter dan de verschillen. Wie met open oor naar de klank van de ud (fretloze korthalsluit met dubbele snaren) luistert, kan horen dat de cello uit de suites van Bach niet ver weg is. Evenals veel Arabische componisten wist ook Bach de suggestie te wekken dat muziek zonder einde is en in feite altijd kan doorgaan. Neem Chopin. In sommige van diens pianostukken speelt de ene hand een voortdurende beat, terwijl de ander de geest van improvisatie tevoorschijn tovert, wat de kern is van veel Arabisch-islamitische muziek.

De westerse klassieke muziek zoals we die kennen komt voor een groot deel voort uit wat enigszins vaag met ‘de klassieke periode’ wordt aangeduid. Die duurde van 1750 (het sterfjaar van Johann Sebastian Bach) tot ongeveer 1825. De muziek uit die relatief korte periode wordt gekenmerkt door een volmaakt evenwicht tussen vorm en inhoud. Mozart, Haydn en de jonge Beethoven waren de meesters. Deze klassieke periode werd gevolgd door ‘de romantiek’, die meer op entertainment was gericht. Deze romantiek nu is na een tijd van abstractie weer terug in de muziek. Ditmaal is echter niet de romantische liefde het leidmotief, maar de liefde voor het grote geheel van de wereld, een wereld die meer dan ooit wordt bedreigd door oorlogen, hongersnoden en milieuvervuiling. Binnen dit alles kan de Arabisch-islamitische muziek een rol spelen. Muziek van Arabische oorsprong heeft vaak iets aards. Het onderscheid tussen populair entertainment en de zogenaamde hoge kunsten wordt minder belangrijk geacht. De Arabische wereld is weliswaar in de ogen van Westerlingen vaak bijzonder slecht georganiseerd, maar ze werkt wel. Hetzelfde, hoewel op een andere manier, geldt voor poëzie en muziek, die puur vermaak kunnen zijn en tegelijkertijd een hoger doel dienen.

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Zo help je CCRyder doorgaan.

Met iDEAL kun je via de beveiligde omgeving van je eigen bank CCRyder waarderen.



Mijn waardering € -


“Eyes on the road and hands upon the wheel”