CARMEL


Ze groeide op met de muziek van Edith Piaf, Ben E. King en Percy Sledge. De 27-jarige zangeres van Ierse afkomst Carmel McCourt verenigt in haar Stem het beste wat soul en jazz in het Engeland van Thatcher te bieden hebben. Samen met bassist Jim Paris en drummer Gerry Darby vormt ze de kern van Carmel.
door C. Cornell Evers OOR 18 oktober 1986

De single Sally (naar Sally Bowles uit de film Cabaret) is afkomstig van het nieuwe Carmel-album The Falling. Hoewel alom de bundeling van talenten die Carmel vormt vanaf het begin onderkend werd, waren de reacties op de ruim twee jaar geleden uitgebrachte debuut-elpee The Drum Is Everything toch verdeeld. Alle lof weliswaar voor de fraaie instrumentatie en de gloedvolle vocalen van dame McCourt maar The Drum Is Everything zou aan richtingloosheid lijden. Wel: ook tussen de songs op The Falling zijn weer grote onderlinge verschillen aan te duiden. Sterker nog: ‘We hebben gewoon besloten op te houden met het zoeken naar een bepaalde richting,’ lacht Jim Paris.
Het resultaat mag er desondanks zijn. Zo kent het met verschillende producers tot stand gekomen The Falling behalve een tintelende cover van Randy Newmans Mama Told Me Not To Come (inclusief Afrikaanse percussie en Arabische sax-lijntjes) en het explosieve Sally tevens swingwerk in de vorm van een droog ritmisch Sticks And Stones en het bijna geheel instrumentale TOK. De arrangementen zijn zonder uitzondering avontuurlijk te noemen, het ene moment van zwaar bigband kaliber dan weer vol subtiliteiten, met Carmels stem van een doordringende puurheid, bloedmooi in gevoelige nummers als I’m Not Afraid Of You en vooral het door Brian Eno geproduceerde Mercy. Voor wie horen wil een prachtplaat. Die echter aan het publiek dat enkel en alleen afgaat op de meezing-swing van Sally niet besteed zal zijn. Het maakt de groep ook niet veel uit, zo wendt het drietal voor. Als mensen de muziek die het trio maakt niet zien zitten, nou, dan stappen ze maar op.
Het liefst zou ze bij een optreden een groot stuk karton voor zich hebben. ‘Met een gat voor de stem. Zodat ik niet met mijn vingers hoef te knippen of zo.’

MELANCHOLIE
Carmels vader is Iers. Het is dus niet verwonderlijk dat de muziek uit haar jeugd die van de Ierse ballade-zangers was, aangevuld met de soul van onder anderen Percy Sledge en Ben E. King. Wat evenwel ècht indruk op de jonge Carmel maakte waren de chansons van Edith Piaf. ‘Ik was elf jaar toen ik een programma over haar op de televisie zag. Fantastisch! Piaf was werkelijk briljant, een erg goede zangeres. Als je goed luistert naar dingen die zij geschreven heeft, dan merk je dat ze een van de grootste songschrijfsters van de moderne tijd is. Het is ook typisch dat veel Amerikaanse jazz-musici enorm geïnspireerd werden door de Europese cabaret-tradities – John Coltrane bijvoorbeeld – en onder andere veel met haar muziek gedaan hebben.’
Of hun eigen muziek typisch Europees is? Natuurlijk! Dat is ook een van de redenen dat Carmel de veel gemaakte vergelijkingen met Billie Holiday absurd vindt. ‘Ik begrijp dat niet. Wat wij doen is zo volkomen anders. Ze was geweldig, erg speciaal. Maar dat is Ella Fitzgerald ook.’
We praten over het gevoel van melancholie die de muziek en vooral haar stem bij menigeen oproept. Carmel ontkent niet dat ze er behagen in schept om juist de treurige kanten van het leven te accentueren. Maar ik moet wel bedenken dat ze daar heel bewust mee omgaan. Zo speelden ze onlangs op enkele festivals in Italië en Frankrijk met de intentie om géén depressief materiaal te doen. ‘We vonden het te heavy om al die jonge mensen, die daar alleen maar waren om zich gelukkig te voelen, met louter doom te overladen.’

GEWELD
Een zekere vorm van ironie is haar niet vreemd. ‘Iedere keer als mensen The Prayer (van The Drum Is Everything – CCE) horen, denken ze dat het een song over God is. Ieder publiek weer. Je kent dat wel als mensen bidden: “Sweet heart of Jesus, hear my prayer.” Onze song The Prayer gaat dus niet over God. Ironie, I love it.
Haar eigen Iers-Katholieke opvoeding bestempelt McCourt als ‘erg belangrijk.’ ‘Mijn religieuze achtergronden vormden eigenlijk de druk op de knop die me aan het denken heeft gezet.’
Over geweld bijvoorbeeld. Meer specifiek politiek geweld. Tenslotte doet haar afkomst Carmel McCourt niet onverschillig staan tegenover de Ierse kwestie. ‘Ik kan me voorstellen dat er een punt komt dat je iemand anders kunt vermoorden. Maar of ik zelf daartoe in staat zou zijn? Ik hou van poëzie en er is één gedicht van Wilfred Owen (Engelse dichter, 1893-1918 – CCE) getiteld Strange Meeting dat me van zo’n stap zou weerhouden. Dat gedicht speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog en is geschreven vanuit het standpunt van een soldaat die gedood wordt maar desondanks een enorme liefde voor de mensheid blijft houden. Ik dacht er vorige week nog aan: of ik een revolver zou kopen als ik in New York woonde? Met zo’n ding in huis is de kans heel groot dat je hem ook gebruikt. Ik wel tenminste. Een kleine ruk, dat is alles. “Kan ik de dood in huis hebben?” zo vroeg ik me af. Het antwoord is “nee”. Zelfs niet al zou ik in gevaar zijn. Wat mensen ook zeggen, hoe ze me ook behandelen, ik zou niemand kunnen doden.’
Ze sympathiseert met de IRA en heeft een bloedhekel aan Thatcher en haar ‘politiek van onderdrukking en corruptie’. Maar, zo vraagt ze zich af, zijn bommen het juiste middel om de Iron Lady van repliek te dienen? Valt het uitmoorden van de tegenpartij te verkiezen boven diplomatie, het op gang brengen van een dialoog? Tenslotte zijn de protestanten eveneens Ieren en is er ook hun kant van de zaak.
Om haar betoog van totale geweldloosheid te ondersteunen haalt Carmel het voorbeeld aan van IRA-leider Bobby Sands die zich enkele jaren terug samen met elf anderen in de gevangenis doodhongerde. Het was hun martelaarschap dat de aandacht van de wereld naar Noord-Ierland trok, zo betoogt Carmel, waar terreurdaden over het algemeen alleen maar op weerstand stuiten. Carmel: ‘Voor welk doel ook gebruikt: een revolver blijft een revolver. En hoe naïef misschien: ik wil blijven geloven in opvoeding, praten. Dat zijn de middelen van deze tijd, niet wapens, om te zorgen dat iedereen een eerlijk deel van de koek krijgt.’