Een oud maar tijdloos verhaal, als inleiding op het nieuwe, diep-mystieke album Ŋurru Wäŋa van de Australische band Hand To Earth.
De mensheid als zodanig is vervreemd van de natuur, en de natuur zelf is niet bij machte ons aan te spreken en op te komen voor haar eigen bescherming, zo luidt vaak de heersende opvatting. Maar is dat zo? Heeft de natuur echt geen stem? Of willen we die gewoon niet horen?
“Wat als de natuur letterlijk een stem had — zouden we dan zorgvuldiger met haar omgaan?” Vanuit die gedachte richtte de Nederlander Meyberg de organisatie Emissary of GAIA op. Zijn missie is om de natuur actief te betrekken in de dialoog, zodat deze via Environmental AI voor zichzelf kan opkomen.
Emissary of GAIA wil met het gebruik van kunstmatige intelligentie ecosystemen zoals bossen en rivieren een echte, fysieke stem geven. Door AI-modellen te trainen met bijvoorbeeld wetenschappelijke artikelen, rapporten en satellietbeelden kunnen deze modellen uiteindelijk, zo is het idee, fungeren als “vertegenwoordigers” van ecosystemen. Het wordt dan mogelijk om direct met hen in gesprek te gaan, “alsof de natuur zelf aan tafel zit”.
Dat laatste brengen veel inheemse volken over de hele wereld al eeuwen in praktijk – zij verstaan de taal van de wind, de bomen en de rivieren en luisteren en communiceren met de natuur, het landschap. Zoals, op hun eigen manier, ook de diverse leden van Australisch multidisciplinair muzikaal collectief Hand To Earth.
Tijd en ruimte
Hand To Earth ontstond tijdens een ‘artist-in-residence’-programma van het Australian Art Orchestra (AAO) in de afgelegen hooglanden van Tasmanië. De musici combineren verschillende genres en mengen oude en moderne invloeden. De basis van hun muziek is Yolngu manikay, een meer dan 40.000 jaar oude orale traditie van de Yolngu-bevolking uit Noordoost-Arnhemland, die bestaat uit ongeveer 30 tot 40 verschillende clans met verwante talen en tradities. Deze liederen overbruggen tijd en ruimte en creëren een gevoel van altijd durende voortgang, ook wel raki genoemd – de geest die alles en iedereen verbindt.
Hand To Earth combineert de stemmen van Yolngu-zanger Daniel Wilfred en de Koreaanse zangeres Sunny Kim. Hun gezamenlijke vocale expressies zorgen voor een diepe menselijkheid en roepen tegelijkertijd ongetemde krachten op. Trompettist en componist Peter Knight voegt hier contrasterende, minimalistisch vormgegeven elektronische elementen aan toe. Samen met de beelden oproepende klanken van klarinettist Aviva Endean en didgeridoo-speler David Wilfred nemen ze de luisteraar mee naar voorheen ongekende sonische vergezichten.
Een eerste titelloos album in 2021 werd geprezen om “het grensoverschrijdende karakter en de improvisaties, waarin traditionele en avant-garde elementen worden samengebracht in hypnotiserende soundscapes” (UK.JazzNews).
“Daniel Wilfred deelt met ons een van de oudste liedtradities ter wereld – een buitengewoon geschenk. Hij bezit een van die onvergetelijke stemmen die lijkt op te rijzen uit de aarde en iets in je lichaam verandert. Hij heeft ons allemaal geleerd op een nieuwe manier te luisteren.” – Peter Knight
Met slechts drie tracks en een speelduur van 23 minuten bouwde Hand To Earth met de opvolger uit 2023, het minialbum Mokuy, de kracht van het debuut verder uit, met als resultaat een muzikale ecologie van mystiek en levende adem.
De geur van thuis
Nu is er dan album nummer drie, Ŋurru Wäŋa, uitgesproken als “Wooroo Wanga”. Ŋurru Wäŋa betekent “the scent of home”, oftewel “de geur van thuis”. Het album, een songcyclus met onder meer teksten in de Wägilak-taal van de Yolngu-bevolking, is opgebouwd rondom thema’s als thuis, verbondenheid en het verlangen naar een plek van oorsprong.
Het album opent met het melancholieke Bush Honey, over de eeuwige zoektocht van mensen naar verbondenheid en zingeving. Het beeld van de wilde honing of bush honey (guku) fungeert als metafoor voor de geuren, smaken en herinneringen die mensen missen als ze op reis zijn, weg van hun vertrouwde plekken.
Bush Honey is, evenals de meerderheid van de andere songs, in één sessie opgenomen op een vrije dag in Melbourne, midden in een tournee, en bevat elementen uit de praktijk van de eeuwenoude traditie van Yolŋu manikay in combinatie met moderne geluiden en improvisatie.
Daar, in Melbourne, voelde Daniel ineens een dringende behoefte om liederen op te nemen uit de Songlines van Djuwaḻpada, een mythologische figuur binnen het Wägilak-universum, wiens optreden alles in het gebied betekenis en samenhang geeft. Djuwaḻpada trok door het gebied, te beginnen in Daniels land, Nyilipidgi, in het centrum van Arnhem Land, tot aan de kust bij Lutenbuy, waar hij de plaats en alles wat daar leeft – planten, dieren en heilige plekken – tot leven zong. Het betreft een scheppingsverhaal, waarbij het zingen centraal staat als scheppende kracht.
De songs Mäḏawk en Gaḏayka verwijzen naar elementen uit de Yolŋu-cultuur en -natuur. Mäḏawk is in de Yolŋu-taal de naam van een vogel die voorkomt in Arnhem Land en in de context van dit album waarschijnlijk fungeert als boodschapper tussen het aardse, de natuur en de spirituele wereld. Gaḏayka verwijst naar de Stringybark-boom, die in Arnhem Land groeit. De schors van deze boom wordt gebruikt voor schilderingen en het hout voor het maken van de bilma (klapstok), een instrument dat essentieel is in de Yolŋu-muziek en ceremonies en ook deel uitmaakt van het instrumentarium van Hand To Earth.
Hand To Earths liederencyclus beschrijft de seizoenen en volgt daarin de vlucht van de vogels, waaronder naast de genoemde Mäḏawk ook Wäk Wäk (The Crow). Het is de enige song die niet in Melbourne maar in New York is opgenomen. Kraai Wäk Wäk is, evenals Mäḏawk, een mythische vogel die in verhalen, liederen en ceremonies symbool staat voor verandering en overgang. Wäk Wäk – pratend, krassend, treurend – wordt hier aangrijpend vertolkt door Daniel Wilfred.
Het titeltweeluik Ŋurru Wäŋa Part 1 en Part 2 vormt het muzikale en thematische hart van het album – meer nog, de ziel ervan. Het bevat overpeinzingen over wat het betekent om ergens thuis te zijn en erbij te horen, maar ook over ontworteling en de uitdagingen van identiteit. De Koreaanse zangeres Sunny Kim reciteert hierin een gedicht van haar landgenoot, de dichter Yoon Dong-ju (1917–1945). Zijn persoonlijke ervaring van onderdrukking tijdens de Japanse bezetting inspireerde hem tot een zoektocht naar zuiverheid en goedheid in een tijd van morele crisis, wat hij verwoordde in het gedicht Another Home. Deze tekst treedt hier in een gelaagde dialoog met de zang in de traditionele Wägilak-taal van Daniel Wilfred.
Ŋurru Wäŋa Part 1 legt vooral de nadruk op de vocale bijdragen van Daniel Wilfred, met een prominente rol voor de yidaki (didgeridoo), bilma en stem, vaak in een vrije, improvisatorische setting. Ŋurru Wäŋa Part 2, de afsluiter van het album, benadrukt sterker het samengaan van de Wägilak-talige traditie van Daniel Wilfred met het Koreaans van Sunny Kim en de verzen van Yoon Dong-ju. Dit in gezamenlijkheid bewandelde pad resoneert als een meditatie, diep geworteld in leven en landschap, waarin natuur en aarde zelf gesprekspartners zijn.
Hand To Earth – Ŋurru Wäŋa
Room40
Bronnen:
peterknightmusic
Australian Art Orchestra: Solo Series – Daniel Wilfred