“There’s no solution to this mess. The only moment that you can live here comfortably, in these absolutely irreconcilable conflicts, is when you embrace it all and you say, ‘Look, I don’t understand a fucking thing at all—hallelujah!’ That’s the only moment that we live here fully as human beings.”
- Leonard Cohen

Amsterdam kent vele spiegels. In De Nieuwe Kerk en het Stedelijk Museum staan er nu twee tegenover elkaar: één toont het verleden, één het zelfportret van onze (on)zekere tijd. “Mokum. De biografie van Joods Amsterdam” is een reis door de vezels van een stad die altijd al meer was dan baksteen en grachten – gedragen door palen die dieper reiken dan de aarde zelf, naar de lagen van herinnering waarop het leven er rust. “Erwin Olaf – Freedom” toont evenzeer een biografie: van één mens, maar ook van een collectieve gevoeligheid voor schoonheid, breekbaarheid en rebellie.
Beide tentoonstellingen zijn gesitueerd op plekken die de ziel van Amsterdam ademen: de Dam en het Museumplein, plaatsen waar herdacht, gevierd en geprotesteerd wordt, waar stilte en rumoer elkaar afwisselen. Het zijn seismische zones van betekenis. Daar gebeurt het: waar de stad spreekt via haar verhalen, kunst en mensen.
Het werk van Erwin Olaf vangt het individu als een uniek lichtpunt in een caleidoscoop van diversiteit. “Mokum” toont hoe die diversiteit werd bevochten, verloren en hervonden. Waar Olaf identiteit als een voortdurend zoekproces portretteert, legt “Mokum” dit vast als een collectieve herinnering. Samen vormen ze een spiegelzaal waarin we onszelf en de ander tegelijk ontmoeten.
De kracht van deze verbinding zit niet in gelijksoortigheid, maar in de manier waarop ze elkaar aanvullen: “Mokum” vertelt over het collectieve geheugen, terwijl Olafs werk de persoonlijke zoektocht naar verbondenheid belicht. De stad Amsterdam, met al haar rumoer en tegenstrijdigheden, omvat beide verhalen zoals zij dat altijd heeft gedaan.
Het citaat aan het begin, vaak toegeschreven aan de Joodse dichter en songschrijver Leonard Cohen – al is het waarschijnlijk een vrije parafrase van zijn gedachtegoed – benadrukt hoe juist uit tegenstrijdigheden en conflicten maatschappelijke rijkdom kan ontstaan, zichtbaar in zowel de Joodse geschiedenis van Amsterdam als in het werk van Olaf.

Spiegel Stedelijk Museum
Erwin Olaf Springveld (1959–2023) was een sociaal en betrokken mens, actief in het nachtleven, op evenementen en als voorvechter van diversiteit en gelijke rechten. Zijn fotografie toonde vaak kwetsbaarheid en isolement, maar ook verbinding, groepsidentiteit, schoonheid en sociale betrokkenheid – het mens-zijn in al zijn schakeringen.

Hij werd internationaal bekend met zijn geënsceneerde fotografie, waarin hij thema’s als identiteit, seksualiteit, het lichaam en gelijke rechten onderzocht. De tentoonstelling “Erwin Olaf – Freedom” in het Stedelijk Museum volgt zijn werk thematisch en deels chronologisch, van spraakmakende series en portretten uit het nachtleven tot zijn meer ingetogen latere werk. Het onvoltooide videoproject “For Life” vormt het slotstuk.
De expositie begint met zwart-witreportages uit de jaren tachtig, waarin hij onder meer demonstraties voor homorechten vastlegde. Daarna volgen, in een route door meerdere zalen, grootschalige overzichten en iconische series als “Royal Blood”, “Grief”, “Berlin” en “Skin Deep”, plus zijn opdrachten voor campagnes van het Aidsfonds en COC.

Een van Olafs bekendste vroege werken is de serie “Chessmen” (1988), bestaande uit geënsceneerde zwart-witfoto’s met dominante houdingen en sadomasochistische symboliek. Deze foto’s vormden een artistiek commentaar op macht, seksualiteit en sociale strijd, geïnspireerd op de homo-subcultuur en Amsterdamse uitgaansscènes. In “Royal Blood” (2000) beeldde Olaf overleden royals af in glamoureuze maar gewelddadige scènes, wat leidde tot controverses door de combinatie van esthetiek met bloed en geweld. Daarmee stelde hij vragen over de mythevorming rond macht en royalty. En de aantrekkingskracht van sensatiejournalistiek.
De serie “Separation” (2002–2003) markeerde het begin van een overgang naar een subtielere stijl die zich meer richtte op emotionele thema’s. Olaf toonde hier afstand en isolement, vaak via kille, steriele interieurs waarin mensen fysiek en emotioneel gescheiden waren. Deze serie leidde onder meer naar een later werk als “Grief” (2007), waarin hij ingehouden verdriet verbeeldt binnen gestileerde Amerikaanse jarenzestiginterieurs. Geïnspireerd door Jacqueline Kennedy’s rouw na de moord op JFK creëerde Olaf verstilde beelden die tragiek en psychologische spanning opriepen zonder sentimenteel te worden.
Meer recente series als “April Fool” (2020) en “Im Wald” (2020) tonen Olafs bespiegelingen op natuur, isolement en vergankelijkheid. Met name deze laatste serie laat een heel andere Olaf zien, met grote en pastorale landschappen vol melancholie. Daarnaast bevat de serie portretten, waaronder twee verstilde zelfportretten van Olaf – een met open en een met gesloten ogen, en met zuurstofslangetjes in zijn neus. Olaf leed aan longemfyseem, een ziekte die zijn werk in deze periode onmiskenbaar van een nieuwe gelaagdheid voorzag.

Erwin Olaf combineerde in zijn werk technische perfectie met diepgaande menselijke emoties en sociaal-kritische thema’s. Zeer indrukwekkend is de videoprojectie die hij in 2016 maakte voor “Nuit Blanche” in Parijs, op het Hôtel de Ville. Op vijftien ramen werden slow-motionbeelden vertoond van naakte mensen die zich langzaam ontvouwen en een gebalde vuist maken, terwijl daarboven portretten zichtbaar werden van gezichten die geleidelijk in elkaar overliepen. Dit werk fungeerde als een krachtig en poëtisch symbool tegen terreur en geweld en was een artistiek eerbetoon aan de slachtoffers van de aanslagen in Parijs in 2015, waaronder die in het Bataclan. Olaf beschreef het als een statement tegen het geweld dat onze manier van leven, van uitgaan, elkaar ontmoeten en muziek maken bedreigde. “Nuit Blanche” was geen direct politiek statement; emoties en betrokkenheid stonden centraal.
Zoals eerder genoemd, legde Erwin Olaf het individu vast als een unieke verschijning in een wereld vol diversiteit. Die benadering, samen met de kracht van zijn portretten, leidde ertoe dat hem werd gevraagd een serie te maken over de grote verscheidenheid van de hedendaagse Amsterdamse Joodse gemeenschap: “Joods.” Deze vrije portretopdracht werd uitgevoerd in opdracht van het Amsterdams Stadsarchief en het Amsterdamse Fonds voor de Kunst. De niet-Joodse Olaf reageerde hiermee op het werk van de Joodse fotografen Jacob Merkelbach (1873–1942) en zijn dochter Mies Merkelbach (1904–1985). Voor de serie fotografeerde hij diverse Amsterdammers met een Joodse achtergrond. Het waren trotse, krachtige portretten van mensen die zich verbonden voelden met de hedendaagse Joodse gemeenschap van de stad, onder wie Hanneke Groenteman, Sjaak Swart, Samuel Kaspi, Ellen Le Roy-Lopez en Lody van de Kamp. Deze portretten maken nu ook deel uit van de tentoonstelling in De Nieuwe Kerk: “Mokum. De biografie van Joods Amsterdam.”

Erwin Olaf overleed in september 2023, waarmee Nederland een van zijn invloedrijkste fotografen verloor.

Spiegel De Nieuwe Kerk
“Mokum. De biografie van Joods Amsterdam” presenteert zich als een weefsel van verhalen en de diepgewortelde invloed van Joods leven op Amsterdam. De tentoonstelling is samengesteld met het Joods Cultureel Kwartier en vormt de afsluiting van het zevenhonderdvijftigjarig jubileum van de hoofdstad. Thema is de verwevenheid van de Joodse gemeenschap met de stad vanuit verschillende perspectieven – van iconen als Spinoza en Sarphati tot invloed op taal, cultuur en stedelijk leven.

Vanaf het einde van de zestiende eeuw trokken Joden uit allerlei delen van Europa naar de bruisende handelsstad, waar toen opvallend veel vrijheid van geloof bestond. Zo groeide er een grote, levendige Joodse gemeenschap die het karakter van de stad blijvend heeft gevormd. Mokum, het Jiddische woord voor “plaats” of “stad”, werd al snel een geliefde bijnaam voor Amsterdam.

In “Mokum. De biografie van Joods Amsterdam” vertellen bekende en minder bekende Amsterdammers over het Joodse leven door de eeuwen heen: over voorspoed en verdriet, groei en samensmelting, de ontwikkeling van het moderne Jodendom en de zoektocht naar verbinding in het Amsterdam van nu.
De tentoonstelling belicht in dertien thematische hoofdstukken de invloed van Joodse Amsterdammers op taal, cultuur en ondernemerschap. Hun nalatenschap leeft voort in woorden als tof, mazzel en gozer, en in iconische gebouwen als De Bijenkorf, het Tuschinski-theater en het Amstel Hotel. Figuren als Spinoza, Sarphati en Anne Frank krijgen een plaats in dit verhaal.

Er is aandacht voor de vernietiging van zestigduizend Joodse Amsterdammers tijdens de Tweede Wereldoorlog en het moeizame proces van herdenking en erkenning, dat in 2025 leidde tot officiële excuses van burgemeester Femke Halsema. Tegelijkertijd toont de tentoonstelling de veerkracht en heropleving van Joods religieus en cultureel leven.
“Mokum” is een ode aan een gemeenschap die onlosmakelijk met het DNA van Amsterdam verbonden is, zoals burgemeester Femke Halsema verwoordde: “Zonder Joods leven is er geen Amsterdam.”

De Spiegelzaal
Amsterdam is nooit alleen van baksteen geweest. De stad rust op palen, op geschiedenis die doorweekt is van betekenis. Wat haar draagt, is niet de architectuur, maar het geheugen van wie hier leefden en bleven komen: lagen van migratie, van verzet, van blik en adem. Zo bouwt ze zichzelf telkens opnieuw op – niet op vastheid maar op heruitvinding.
Joodse Amsterdammers, van Portugese vluchtelingen en arme diamantbewerkers tot voorvechters als Sarphati en Polak, hebben Amsterdam getekend door periodes van uitsluiting en van ongekende bijdragen aan taal, cultuur en economie. Erwin Olaf greep net zo goed terug op menselijke tegendelen: kracht en kwetsbaarheid, schoonheid en ongemak. Hun conflicten zorgden voor een rijker, veelzijdiger Amsterdam en daarmee direct of indirect ook Nederland.
In deze tijd van polarisatie heeft ook Amsterdam te maken met groeiende aantallen voorvallen van homofobie, antisemitisme en toenemende onverdraagzaamheid jegens de ander. Toch zou Amsterdam zichzelf niet zijn als de stad en haar bewoners zich hierbij zouden neerleggen. Beide tentoonstellingen maken zichtbaar hoe strijd, ongemak en verschil de motor vormen van verbinding. In die zin is Amsterdam geen spiegelzaal van rust, maar van voortdurende beweging – een stad die zichzelf blijft heruitvinden in de reflectie van haar bewoners.
Bij “Mokum. De biografie van Joods Amsterdam” verscheen het begeleidende boek “Atlas van Mokum”, samengesteld door Maarten Hell en Mirjam Knotter. De uitgave biedt, in samenhang met de tentoonstelling, een overzicht van vier eeuwen Joods leven in Amsterdam en belicht de rol van de Joodse gemeenschap in de ontwikkeling van de stad. Bij de tentoonstelling “Erwin Olaf – Freedom” verscheen eveneens een publicatie waarin Olafs werk wordt geplaatst binnen een kunsthistorisch en maatschappelijk kader. De bundel bevat bijdragen van diverse auteurs en gesprekken die zijn oeuvre en invloed op de beeldcultuur in kaart brengen.


De tentoonstelling “Mokum. De biografie van Joods Amsterdam” is te zien in De Nieuwe Kerk Amsterdam tot en met 6 april 2026.
De tentoonstelling “Erwin Olaf – Freedom” is te bekijken in het Stedelijk Museum Amsterdam tot en met 1 maart 2026.

 
												 
												 
												 
												 
												