Componist Michael Nyman is een reiziger in de muzikale tijd
getuige zijn nieuwe CD Time Will Pronounce. Ondanks zijn ‘scheiding’ van regisseur Peter Greenaway is Nyman (49) niet verloren voor de filmwereld, zoals de soundtrack van The Piano laat horen, het romantische meesterwerk van Jane Campion.
door C. Cornell Evers OOR 21 augustus 1993
Ergens in de negentiende eeuw: De Schotse Ada (Holly Hunter), stom sinds haar kleuterjaren, zet samen met haar dochter voet aan land in Nieuw Zeeland, om zich in de ‘wildernis’ bij de man te voegen aan wie zij is uitgehuwelijkt. Ada’s meest dierbare bezit na haar dochter is haar piano. Door haar muziek kan zij zich emotioneel uiten en met haar omgeving communiceren. Zij raakt dan ook behoorlijk overstuur als haar echtgenoot (Sam Neill) de piano niet mee naar huis wil nemen en op het strand achterlaat, ten prooi aan de elementen, het bijtende zout van de zee. Haar buurman Baines (Harvey Keitel) die in het bos samenleeft met de lokale Maori-bevolking ontfermt zich over de piano. Hij biedt Ada de mogelijkheid het instrument ’terug te verdienen’. Toets na toets, vinger na vinger neemt hij bezit van haar.
The Piano werd tijdens het recente filmfestival in Cannes met een Gouden Palm onderscheiden. Michael Nyman noemt het ‘de meest wonderbaarlijke film’ waar hij ooit zijn medewerking aan heeft verleend, ‘een ongelooflijk voorbeeld van goed film maken.’
Regisseuse van The Piano is Jane Campion. Deze maakte eerder indruk met het drieluik An Angel At My Table, naar de autobiografie van de Nieuw-Zeelandse schrijfster Janet Frame. Voor The Piano tekende Campion niet slechts voor de regie, ze schreef ook het script, waaraan ze al in 1984 was begonnen, nog voordat ze haar eerste avondvullende film Sweetie had gemaakt. In The Piano plaatst Campion haar verhaal in een romantische landschapstraditie. Het is een verhaal van macht en volledig overgave, een verhaal waarin emotionele en seksuele grenzen worden verkend en waarin de feministische sympathieën van de maakster naar voren komen in de manier waarop de Victoriaanse Ada haar man Stewart in zijn naakte kwetsbaarheid als seksueel object gebruikt.
Holly Hunter (Gouden Palm) leerde piano spelen toen ze al bijna volwassen was en om Nyman te helpen de muziek voor Ada te componeren ontmoetten de twee elkaar in New York. Nyman: ‘Zij had mij een tape met haar muziek gestuurd. Daardoor wist ik dat zij veel beter was in krachtige, emotionele stukken dan in die afgemeten, ritmische dingetjes die ik vaak maak. Ik moest muziek maken die zowel de actrice als de pianiste in haar emotioneel zou aanspreken. Omdat Ada uit Schotland kwam leek het mij logisch om uit te gaan van de populaire liedjes en volksmuziek van die streek. Het was alsof ik de muziek schreef van een andere componist, die ooit in Schotland had gewoond maar zo rond 1850 naar Nieuw Zeeland was vertrokken.’
VERRAAD
Ada’s muziek, in combinatie met de natuurlijk bos- en oceaangeluiden van de omgeving waar het drama van The Piano speelt, bezit een grote poëtische uitstraling (waar in de bioscoop veel van verloren gaat door slechte geluidsinstallaties en vooral de krakend-vers knisperende popcorn-terreur), maar is toch ook typisch Nyman. ‘Ondanks alle voorwaarden waaraan de muziek moest voldoen, moest ze wel herkenbaar van mij zijn. Ik ben nu eenmaal niet iemand die er geen moeite mee heeft om zijn identiteit in te leveren. Ideaal is een project waarbij zowel een verdere ontwikkeling als een vereenvoudiging van de taal die je normaal gebruikt tot de mogelijkheden behoren.’
De muzikale identiteit van de componist speelde een belangrijke rol in het meningsverschil met filmregisseur Peter Greenaway dat uiteindelijk leidde tot een breuk in een samenwerking die sinds 1976 duurde. Als altijd waren er ook over de laatste Greenaway-film Prospero’s Books afspraken tussen de regisseur en de componist, afspraken die Greenaway volgens Nyman heeft verraden, ‘als collega-kunstenaar en als vriend.’
‘Filmmakers zijn dictators, fascisten. Een regisseur kan doen wat hij wil. Hij of zij gebruikt talenten van anderen en stelt daaruit een werk samen waarvan dan wordt gezegd dat het een Peter Greenaway-film is, of een Jane Campion-film. In het verleden was er altijd een zekere mate van overeenstemming. Hij had altijd de vrijheid om in de muziek te snijden en dingen op andere plaatsen te zetten. Of ik daar nu gelukkig mee was of niet, dat is gewoon het risico dat bij film hoort. Met Prospero’s Books ging hij echter verder. Zonder dat ik ergens van wist had hij mijn muziek omringd met geluidseffecten en goedkope elektronische muziek waarmee ik onder geen beding geassocieerd wilde worden. Ik was enorm teleurgesteld, op de eerste plaats omdat mijn score was vervormd op een manier waar ik helemaal niet blij mee was en op de tweede plaats omdat de muziek was omgeven door pure rotzooi. Er is geen lol aan om op die manier met muziek bezig te zijn.’
Nyman wordt gezien als de Europese evenknie van Amerikaanse minimalisten als Steve Reich en Philip Glass, maar inmiddels is in de muziek het begrip minimal net zo vaag gebleken als bijvoorbeeld de aanduiding avant-garde. Nyman is de hokjesgeest ver voorbij, in zijn opvattingen en in zijn muziek. ‘Iemand vertelde me onlangs dat Louis Andriessen vond dat er tegenwoordig maar twee soorten componisten zijn, zij die absoluut geen benul hebben van het bestaan van rock en anderen die zich daar juist heel bewust van zijn. Ik vind het wel een interessante manier van classificeren. Het is vreemd en dom – maar misschien in zekere zin ook wel bewonderenswaardig – dat die andere avantgardistische muziek zoals we die kennen van Boulez en Stockhausen nog altijd aan die ongelooflijk steriele vorm van puurheid vasthoudt. Overal waar je komt, in straten, in winkels, op allerlei plaatsen is muziek te horen die zijn oorsprong in de rock vindt. Ik vind het verkeerd en pervers om daaraan voorbij te gaan. Componisten uit het verleden zouden het ook verwerpelijk hebben gevonden als een populaire cultuur in zijn totaliteit zou zijn verworpen door de zogenaamde hogere cultuur. Zij doen dat echter al jaren en gaan ermee door. Hun muziek draait rondjes om zichzelf, wordt meer en meer incestueus en zal uiteindelijk de dood sterven die alle vastgeroeste culturen wacht.’
‘Als mijn carrière zou
worden bepaald door de
critici, zou ik ’s morgens
niet eens mijn bed
uitkomen’
Nyman is niet slechts de maker van moderne muzikale breiwerkjes die sommigen in hem zien. Zijn muziek kent bijvoorbeeld sterke referentiepunten in de barok in het algemeen en Purcell en Mozart in het bijzonder. Heden, verleden en toekomst gaan bij hem samen. Een reiziger in de muzikale tijd. De openingstrack van Nyman’s nieuwe CD Time Will Pronounce laat de hoge tenor James Bowman beschaafd worstelen met een tekst – Self-Laudatory Hymn Of Inanna And Her Omnipotence – die verwijst naar een oude beschaving, die van de Soemeriërs. Nyman: ‘Ik zie een groot verschil tussen mijzelf en componisten die het verleden gebruiken als een vorm van nostalgie, van escapisme. Ik hanteer een paar manieren van schrijven, een paar benaderingswijzen, een paar esthetische uitgangspunten. Daardoor kan ik mij op die momenten in de geschiedenis richten waar ik gelijksoortige elementen waarneem. Deze beïnvloeden mij niet. Er is geen sprake van een directe lijn met dat verleden. Het is meer een soort van sympathie met een bepaalde techniek of harmonische benadering, een bepaalde ritmische kracht die ik bespeur en waarin ik overeenkomsten zie met mijn eigen muziek. Zo kan een stuk van Purcell voor mij iets hebben dat overeenkomt met bijvoorbeeld de akkoordenschema’s, de ice-cream-muziek van de meisjesgroepen uit de jaren vijftig en zestig. Zoiets is een bonus, omdat ik op die manier een soort cross-culturele verbinding kan leggen.’
GÓRECKI
Purcell die een relatie onderhoudt met kauwgom kauwende meisjesgroepen. Nyman: ‘Ik ben bekritiseerd omdat mijn muziek populair is, omdat ik een groot publiek heb en me daar geenszins schuldig over voel. Ik vind het enorm interessant wat er momenteel in Engeland rond Górecki gebeurt door de plotselinge populariteit van diens derde symfonie. Na een jarenlange cult-status zijn er honderd- tot tweehonderdduizend mensen die die plaat kopen en ineens is Górecki verdacht. Mocht mij zoiets gebeuren, dan zou ik het hoogst grappig vinden. Ik ben dat soort dingen min of meer gewend. Het materiaal dat ik voor de Michael Nyman Band schrijf kan populistisch worden genoemd, teveel gemaakt om te entertainen, zeker voor de heren en dames critici die niet goed luisteren en dus de intelligentie missen die onder de oppervlakte van de muziek schuilgaat. Zij kunnen kritiek hebben op het feit dat ik gebruik maak van elektrisch versterkte instrumenten. Górecki’s derde symfonie heeft met dit alles echter niets van doen. Zijn muziek is vanuit een enorme toewijding geschreven. Zij beweren echter dat Górecki door een platenmaatschappij op het grote publiek attent is gemaakt, waardoor hij het besluit genomen zou hebben een populair werk te schrijven, om zo snel een smak geld te verdienen. Hoe arrogant! Het stuk is verdomme zeventien jaar oud. Hij schreef het in volledig isolement. Zij zeggen in feite dat tweehonderdduizend mensen weinig meer zijn dan een hoop stront, een zootje idioten die niet zelf kunnen denken en niet zelf kunnen bepalen of iets goed is. Dat het zombies zijn die worden ingepakt door de promotiecampagne van een platenmaatschappij, in plaats van intelligente menen die oren hebben om te horen. Nogmaals, als mij zoiets zou overkomen, zou het me alleen maar amuseren. Górecki heeft dit echter niet verdiend. Ik vind dit smerig. Als mijn carrière zou worden bepaald door de critici, zou ik ’s morgens niet eens mijn bed uitkomen.’
AMADEUS
Zover is het nog niet. Michael Nyman is zelfs uitermate productief. Zo werkte hij recentelijk samen met de sopraan Catherine Bott en was hij in Sevilla te horen met Orquestra Andalusi de Tetuoan. Actuele CD-releases, naast de soundtrack van The Piano zijn: String Quartets Nos. 1-3 door The Balanescu Quartet, het saxofoonconcert Where The Bee Dances door John Harle en Bournemouth Sinfonietta, The Essential Michael Nyman Band, met hoogtepunten uit de scores voor de films van Peter Greenaway, en Songbook, met onder andere Six Celan Songs uitgevoerd door zangeres Ute Lemper. De uitgave van Songbook ging gepaard met een succesvolle Europese toernee die de vermaarde Duitse regisseur Volker Schlöndorff (Die Blechtrommel) vastlegde voor release op video en laserdisc.
Time Will Pronounce bevat vier onderling behoorlijk verschillende stukken kamermuziek, die op een wonderlijke manier toch een eenheid vormen. Behalve het al eerder genoemde Self-Laudatory Hymn Of Inanna And Her Omnipotence door Purcell- en Britten-vertolker James Bowman bevat de CD een compositie voor solo-klavecimbel – The Convertability Of Lute Strings – , uitgevoerd door Virginia Black. London Brass brengt met For John Cage een hommage aan ‘de meest revolutionaire denker van de tweede helft van de twintigste eeuw’, aldus Nyman. Het twintig minuten durende titelstuk Time Will Pronounce, geschreven voor Trio Of London (Elisabeth Perry, viool, Melissa Phelps, cello, Julian Jacobson, piano) ontleende zijn naam aan de laatste regels van Joseph Brodsky’s gedicht Bosnia Tune, waarin de tragedie wordt weerspiegeld die zich dagelijks in Bosnië afspeelt: ‘Time, whose sharp blood-thirsty quill parts the killed from those who kill, will pronounce the latter tribe as your type.’ Nyman: ‘Het stuk heette eerst anders. Ik vond de muziek echter veel te intens voor de titel die ik er in eerste instantie aan had gegeven. Toen stuitte ik op het gedicht van Brodsky. Ik was in de war door alles wat er in Bosnië gebeurde en op een of andere manier kwam de muzikale wereld van dat stuk samen met Brodsky’s gedicht en mijn emotionele reactie daarop, de gruwelijkheid van dit soort situaties in het algemeen.’
Hij gelooft niet in muziek als politiek gereedschap: ‘Muziek heeft geen politieke inhoud, maar kan als zodanig worden gebruikt door de sociale betekenis die eraan wordt gegeven. Ik weet zeker dat de revolutionaire liederen van de communisten en de liederen waarmee het fascisme werd ondersteund precies hetzelfde zijn, alleen de tekst is anders. Het is mogelijk aan een stuk muziek een sociaal of politiek doel te verbinden, door toevoeging van een paar woorden. Niet de muziek is dan echter het politieke onderwerp maar de tekst.’
Ter relativering merkt hij nog op dat hij tien jaar geleden waarschijnlijk een heel ander antwoord zou hebben gegeven. ’s Avonds zie ik hem spelen, als altijd geestdriftig op de toetsen van de piano hamerend. In Re Don Giovanni, met dank aan Amadeus geschreven in 1977, zou alsnog een hitsingle kunnen worden. Voorlopig levert het zijn schepper slechts een gescheurde vingernagel op.