Fahr’n, fahr’n, fahr’n auf die Autobahn…

Mensenmuziek
Op de
Autobahn

Het Balanescu Quartet is een soort speeltuin voor de muziek, waarin Ludwig van Beethoven en Johann Sebastian Bach net zo gemakkelijk een spelletje kwartetten met Michael Nyman en David Byrne. Zelfs de Computer Lovers van Kraftwerk strijken een partijtje mee.

 

Door C. Cornell Evers in OOR klassiek 1992

Al bij de eerste tonen die me vanuit de orkestzaal van het Royal Northern College Of Music in Manchester tegemoet komen, weet ik: Dit is mensenmuziek!

Het kwartet van Alexander Balanescu is voor de gelegenheid uitgebreid met jazz‑ en latindrummer Steve Arguelles en neemt nog even de eigen compositie Possessed door, voor het concert dat twee uur later in deze zelfde zaal moet plaats vinden. Terwijl Arguelles met feilloze precisie korte, afgemeten slagen plaatst, produceren de vier strijkers in perfecte samenhang een muzikale entiteit die vitaliteit en vooral ook warmte uitstraalt. Als ik Alexander Balanescu daar later op attent maak, zegt hij: `Wij streven naar een directe impact. Zo speel ik ook, altijd gedaan en een gevolg van het feit dat ik ben opgegroeid met volksmuziek, in Oost‑Europa. Ik ben altijd op zoek geweest naar een klank die erg dicht bij de menselijke stem staat, waarschijnlijk omdat ik zelf niet kan zingen.’

The Balanescu Quartet bestaat sinds 1987. Ofschoon Londen de thuisbasis is, heeft het kwartet een internationaal karakter. Momenteel bestaat de groep naast leider Balanescu (voorheen Arditti String Quartet) uit violiste Clare Connors, altviolist Bill Hawkes (werkte recentelijk nog met Nigel Kennedy in de Real World Studio’s van Peter Gabriel) en cellist Nick Cooper.

De leden hebben uiteenlopende achtergronden en brengen ieder hun eigen bekwaamheden en ervaringen in. The Balanescu Quartet gelooft hartstochtelijk in nieuwe muziek die rechtstreeks met het publiek communiceert. Veel van die muziek is speciaal voor of in opdracht van het kwartet geschreven.

De groep wordt vooral geïdentificeerd met moderne componisten als Michael Nyman en Gavin Bryars, maar speelde ook samen met jazz‑coryfeeën als Keith Tippett, Andy Sheppard, John Surman en Jack DeJohnette, in zalen die variëren van de Queen Elizabeth Hall in Londen tot het beroemde Newyorkse pijpelaatje The Knitting Factory.

Er is ook een connectie met pop. Zo kunnen de Balanescu strijkersklanken worden gehoord op platen van Kate Bush en Sam Brown en twee jaar geleden kreeg de groep in Wembley zelfs een staande ovatie van 10.000 Pet Shop Boys fans.

Alexander: `Dat was Neil Tennants idee. Hij vroeg of we belangstelling hadden om tijdens hun Britse tournee in het voorprogramma op te treden. Ik vond het een uitdaging, omdat we iedere avond voor duizenden mensen zouden optreden die voor een groot deel nog nooit met een strijkkwartet waren geconfronteerd en die ons waarschijnlijk zouden haten, omdat ze door ons langer op hun helden moesten wachten. Op een of andere manier werkte het echter. Sommigen vonden het zelfs leuk.’

Pet Shop Boy Neil Tennant dacht aanvankelijk dat een keuze uit het werk van twintigste‑eeuwse componisten als Webern, Stravinsky en Shostakovich wel zou aanslaan bij het popvolkje, de ervaring leerde echter al gauw dat het verstandiger was om er af en toe ook een stuk van `minimalist’ Michael Nyman doorheen te `jagen’.

Alexander: `Alleen Webern en Shostakovich werkte niet. We kregen niets terug. Beetje bij beetje hebben we toen het programma omgegooid en tegen de tijd dat we in Wembley speelden, deden we het tweede strijkkwartet van Nyman en mijn stuk No Time Before Time. Tennant respecteerde onze keuze en was verbaasd te horen dat No Time Before Time nog helemaal niet was opgenomen.’

Twee jaar later kan de liefhebber voor No Time Before Time gewoon in de platenwinkel terecht. Het stuk is te vinden op de CD Possessed, waarop behalve No Time Before Time en het titelnummer nog een werkje van eigen hand staat, Want Me.

Hanging Upside Down is afkomstig van de recente langspeler Uh-Oh van David Byrne en hier te horen in een speciaal arrangement van violiste Clare Connors, die ook voor de productie tekende.

Clare Connors is tevens verantwoordelijk voor de sound die de meest opmerkelijke stukken op Possessed kenmerkt, de transcripties die zij maakte voor vijf songs waarmee de peetvaders van de elektronische muziek, Kraftwerk, popgeschiedenis hebben geschreven: Robots, Model, Autobahn, Computer Love en Pocket Calculator.

Het is verbazingwekkend om te horen hoe Balanescu en de zijnen er in zijn geslaagd om de Kraftwerken eenzelfde authenticiteit mee te geven als de originelen. Kraftwerk in de aankleding van een strijkkwartet werkt en klinkt zelfs bijzonder vitaal. Fahr’n, fahr’n, fahr’n auf die Autobahn. Zoeeffffff…

Alexander: `Ik liep al heel lang met het idee rond. Voor mij zijn de mensen achter Kraftwerk de enige echte meesters van de elektronische muziek, omdat zij elektronica niet louter en alleen gebruiken om de mogelijkheden van het instrumentarium zelf maar ook als middel om commentaar te leveren op de mechanismen die ons leven in de moderne maatschappij bepalen.’

Min of meer gelijktijdig met Possessed is van The Balanescu Quartet ook een ‘reguliere’ klassieke CD verschenen, als opvolger van de vorig jaar uitgebrachte langspeler met drie strijkkwartetten van Michael Nyman. De nieuwe CD is geheel gewijd aan de hedendaagse Amerikaanse muziek, met composities van Robert Moran (Music From The Towers Of The Moon), John Lurie (Stranger Than Paradise), Michael Torke (Chalk) en (weer) David Byrne (High Life For Nine Instruments).

De voormalige Talking Head vormt niet geheel toevallig de verbindende schakel tussen de twee Balanescu releases. Alexander: Ik heb David een paar jaar geleden leren kennen en het klikte tussen ons. Er is al heel lang sprake dat hij iets voor het kwartet gaat schrijven maar tot nu toe is het er nog altijd niet van gekomen. Hij wil echter heel graag en in die zin zijn deze opnamen een soort vingeroefeningen voor wat komen gaat. High Life For Nine Instruments is een stuk voor kamerorkest dat hij ooit in opdracht van het festival New Music America heeft geschreven en dat wij, op een popmanier, track na track hebben opgenomen.’

Op de vraag waarom hij het befaamde Arditti String Quartet al na drie jaar voor gezien hield, antwoordt de violist dat hij het geweldig vond om met de groep te spelen, maar dat hij uiteindelijk afknapte op het repertoire waarmee leider-violist Irvine Arditti en zijn kwartet beroemd zijn geworden. `Ik vond het allemaal veel te intellectueel. Ik heb het over de nieuwe complexiteit, muziek die zo ontzettend moeilijk is om uit te voeren dat de speler bijna een machine, een computer wordt. Er is in de nieuwe muziek een soort establishment waarin bijvoorbeeld de BBC heel veel macht heeft. Dáár wordt bepaald wie een compositie‑opdracht krijgt en wat er op de radio is te horen. Deze situatie keert zich uiteindelijk tegen de muziek zelf, doordat het altijd om dezelfde kleine groep van componisten gaat, om hetzelfde publiek dat alle concerten bezoekt en om dezelfde musici die in al die groepen spelen. Ik heb ook deel uitgemaakt van die cirkel en speelde op een gegeven moment in twintig verschillende new music‑groepen met verschillende namen maar met steeds dezelfde spelers.’

Hij wil zich nu vooral richten op `functionele muziek’, zegt Alexander Balanescu. `Ik wil nieuwe muziek spelen die vooral gewone mensen direct aanspreekt en die niet alleen maar door een selecte groep van componisten en critici wordt begrepen. De mensen in de nieuwe muziek nemen zichzelf vaak zo serieus dat ik er echt kwaad over kan worden.’

Of de groep nog wel eens iets speelt van `echte’ klassiekers als pakweg Beethoven of Schubert? `We spelen Schnittke, het derde kwartet, en een werk van Alan Bush, een interessante Britse componist bij wie velen die nu in de nieuwe muziek de toon aangeven hebben gestudeerd, zoals Michael Nyman. Vorig jaar nog combineerden we in de Amsterdamse IJsbreker Kraftwerk met Grosse Fugue van Beethoven, naar mijn gevoel een erg modern stuk. Ik zou ook heel graag het laatste kwartet, in G groot, van Schubert doen, dat op zijn eigen manier erg eigentijds is. Wij spelen echter hoofdzakelijk dingen die anderen niet doen. Er zijn zulke briljante groepen, jonge kwartetten ook, die dat repertoire heel goed spelen. Wat voor zin heeft het voor ons om dat te willen evenaren?’

Onder de ensembles die zich de laatste jaren door hun eigenzinnige benadering van de klassieke muziek bij een breder publiek in de kijker spelen, nemen de strijkersgroepen en met name de kwartetten een vooraanstaande plaats in. Kronos is natuurlijk een voorbeeld maar ook Britten Quartet, Brodsky Quartet en Soldier String Quartet zijn namen die steeds meer muziekliefhebbers vertrouwd in de oren klinken. Er is ook steeds vaker sprake van een uitwisseling van technieken en ideeën met de wereld van de popmuziek. Zo is de naam van de Brodsky’s gevallen in combinatie met Elvis Costello en speelde het kwartet van David Soldier recentelijk samen met John Cale, met wie de groep hoogstwaarschijnlijk volgend jaar ook gaat toeren.

Een spelletje kwartetten is in, zo lijkt het. `Tamelijk paradoxaal, vind je niet?’ Alexander Balanescu legt uit: `Het kwartet is waarschijnlijk de enige instrumentale eenheid in de klassieke muziek die al sinds tweehonderd jaar onveranderd van samenstelling is gebleven en toch enorm flexibel is. Al de groepen die jij nu noemt doen bij tijd en wijle erg interessante, verrassende dingen. Een voorbeeld is het laatste project van Kronos waarbij met Afrikaanse muziek wordt gewerkt. Toch is de aandacht voor het strijkkwartet ook weer niet zó nieuw. Componisten hebben het kwartet altijd als een soort experimenteerterrein beschouwd. Beethoven schreef zijn meest revolutionaire muziek voor strijkkwartet en ook Schubert, Bartók en al die andere groten gebruikten het kwartet om mee te experimenteren. Het is de kleinste eenheid die nog een orkestraal gevoel kan neerzetten. Het kunnen echter ook vier onafhankelijke solisten zijn die tegen elkaar inspelen.’

Hij zegt sommige van de opnametechnieken die de groep bij het Kraftwerk‑project heeft gebruikt nog wel eens te willen toepassen in een arrangement van Bach’s Die Kunst Der Fuge. `De grootheid in de klassieken is dat ze kunnen bestaan in zoveel verschillende interpretaties.’

Gevraagd naar zijn favoriete strijkersgroepen allertijden noemt Alexander uit de jaren dertig het kwartet van Adolf Busch. `Zij hadden wat ik de ideale klank voor een strijkkwartet vind. Het was erg puur. Zij gebruikten in feite erg weinig vibrato. Bij hen was vibrato een vorm van expressie. Doordat er tegenwoordig bijna continu gebruik wordt gemaakt van vibrato heeft het zijn waarde verloren. Hun klank was erg puur maar tegelijkertijd ook erg rijk, bijna als een orgel. Een ander kwartet dat ik bewonder is Amadeus, waarvan de leden ongeveer in dezelfde traditie spelen. Hun opnamen van de laatste kwartetten van Beethoven zijn werkelijk fenomenaal. Het zijn erg persoonlijke interpretaties, heel individueel en toch overtuigend. Ik hou van het feit dat zij enorme risico’s nemen. Je voelt gewoon dat het er altijd om spant en als dat werkt, dan is het prachtig. Het is niet altijd perfect maar zij gaan voor de spirit en dat is ook mijn idee van muziek.’