GlaSS flow GlaSS flow GlaSS flow
De Amerikaanse componist over zijn
projecten Liquid Days, CIVIL warS en
Mishima
‘Haha, hou je me nou voor de gek? Ik leef niet in Holland waar kunst door de regering gesponsord wordt.’ Een geamuseerde Philip Glass legt uit waarom hij ooit voor een whisky-advertentie voor de camera poseerde. ‘Ik had dat geld gewoon nodig. Om AKHNATEN af te kunnen maken. Een commercial of jingle, daar werk ik niet aan mee. Je moet grenzen trekken. Maar enkel een foto van mezelf, dat maakte me niet zoveel uit. Het betaalde fantastisch. Jammer dat ze me later niet meer gevraagd hebben.’
C. Cornell Evers aan de ‘minimal brunch’ OOR 19 april 1986
NEE, HIJ DRINKT ZELF GEEN WHISKY. HELEMAAL GEEN ALCOHOL OM PRECIES TE zijn. Alleen thee en Coca Cola. ‘Wat ongeveer hetzelfde is.’
Philip Glass is nog steeds niet het toonbeeld van de door ‘health food’ en ‘fitness training’ gestaalde model-Amerikaan. De componist oogt echter wel beduidend vitaler dan zo’n anderhalf jaar geleden. In tegenstelling tot de op automatische piloot afgestelde vragenbeantwoorder die ik toen tegenover me had, neemt Glass er ditmaal de tijd voor, toont zich zelfs een onderhoudend causeur. Schaterende lachsalvo’s knallen door het hotel-restaurant waar de componist tegen twee uur in de middag met smaak zijn ontbijt zit te verorberen. Gebakken eieren en koffie(?).
Vierentwintig uur eerder, op eerste Paasdag, was het ‘champagne en sushi-bar’ waarop pers, genodigden en de Amsterdamse kunstscene zich in de hoofdstedelijke uitgaansgelegenheid Mazzo lieten onthalen. ‘A More Than Minimal Brunch With Philip Glass’, heette het. Toegangsprijs f65, – . Dit laatste (volgens eigen zeggen) buiten medeweten van Glass zelf die in eerste instantie alleen maar op een handjevol vrienden en bekenden had gerekend.
‘Vond je het een beetje leuk?’ informeert hij met oprechte belangstelling. Niet echt dus. Mijn ideeën over de omstandigheden waarin en met wie een gezellig ontbijtfeestje te bouwen, liggen nu eenmaal ergens anders. Maar och, als hij zich amuseerde. Een stralend gezicht als de party-gangers na afloop van zijn repetitieve ‘piano recital’ routineus de handen op elkaar kletsen en een enkele onverlaat het zelfs waagt om ‘more’ te roepen.
FLUIT
PHILIP GLASS WAS ZEKER NIET HET SOORT VAN WONDERKIND DAT, NAUWELIJKS los van de moederborst, zich achter de piano gezeten een nieuwe Beethoven waande. Hij begon zelfs pas met het bespelen van de zwarte en witte toetsen op een leeftijd dat de eerste jeugdpuistjes zich reeds aandienden, wist echter wel al vanaf zijn achtste dat hij absoluut musicus wilde worden. De jonge Glass speelde fluit toen. In amateur- en harmonie-orkesten, maar ook in showbands. ‘Ik wilde ook een tijdje alleen maar fluitist worden. Muziek schrijven was niet wat me nu zo interessant leek.’
Hij liet in de loop der tijd een niet gering aantal platen het licht zien, die zeker de laatste jaren stuk voor stuk als warme broodjes over de toonbank gleden. Met het onlangs uitgebrachte album Songs From Liquid Days beweegt Glass zich evenwel op een nog niet eerder door hem geëxploiteerd terrein: het songschrijven. In zijn eigen woorden is de song ‘misschien wel het meest elementaire expressiemiddel’. Songs From Liquid Days bevat er zes, in muzikale thematiek variërend van erg aardse arrangementen tot klassiek-romantische sfeerbeelden. ‘Die in elkaar overvloeien als liquid days, als zomerdagen,’ legt de componist de albumtitel uit. ‘Je kent ze wel, die dagen die zo op elkaar lijken dat je uiteindelijk niet meer weet welke dag het is. Songs From Liquid Days heeft een flow in de muziek. In feite is het ook meer één muziekstuk, bestaande uit een aantal onderdelen, dan een verzameling songs. Zeker als je naar de CD luistert hoor je dat heel goed. Eigenlijk wilde ik ook op de cassette alles op één kant hebben. Maar die gedachte schijnt voor een platenmaatschappij nogal a-commercieel te zijn.’
Er zijn in de moderne muziek inderdaad maar weinig fluitspelers actief, zo geeft hij toe. Maar dat heeft volgens hem niet zozeer te maken met een eventuele beperktheid van het instrument, als wel met het feit dat er in de loop van de muziekgeschiedenis in verhouding weinig voor fluit is geschreven. ‘Het gouden tijdperk voor de fluit is in feite de barokmuziek. En dat is een muzieksoort die mij persoonlijk bitter weinig zegt. En wat er tegenwoordig geschreven wordt, bewaar me, dat is vaak niet om aan te horen. James Newton doet interessante dingen. En zo zijn er nog een paar. Maar het grootste deel… afschuwelijk!!’
CD
ZELF TIPTE HIJ HET AL AAN, VOOR EEN COMPONIST ALS PHILIP GLASS BIEDT DE CD totaal nieuwe mogelijkheden. ‘Ik hoef geen rekening meer te houden met een break, de plaat hoeft niet meer omgedraaid te worden. Dat gegeven, het wegvallen van die limitering, vind ik veel belangrijker dan dat de CD de ultieme sound zou opleveren. Het maximum wat een CD aan informatie kan hebben is 73 minuten of zo. Dat is toch fantastisch. Vergelijk het met wat er vroeger gebeurde. Iemand als Charlie Parker kon alleen maar drie minuten-songs schrijven. Omdat ze anders niet op de plaat konden. Toen was er ineens de mogelijkheid om 20 tot 25 minuten muziek achter elkaar te zetten. John Coltrane ontwikkelde er een nieuwe manier van spelen door. En iets dergelijks staat met ons nu te gebeuren.’
Pure nieuwsgierigheid was het die hem dreef tot wat uiteindelijk in Songs From Liquid Days zou resulteren, nieuwsgierigheid wat voor songs het zouden worden als hij ze schreef. ‘Als ik aan songs denk heb ik zoveel verschillende dingen in gedachten: Richard Strauss, Leadbelly, maar ook Paul Simon… Er zijn allerlei soorten songs. De manier waarop mensen songs ervaren is erg persoonlijk, songs zijn een uitermate individueel iets.’
Hoewel hem gesuggereerd werd ook de teksten zelf te schrijven, schrok Glass daar toch voor terug en riep als eerste de hulp in van sprekend hoofd David Byrne. Deze leverde de tekst voor wat uiteindelijk de titelsong Liquid Days (Part One) moest worden en het daarop aansluitende Open The Kingdom (Liquid Days, Part Two). Anderen op wie Glass een beroep deed waren Laurie Anderson en Paul Simon, vrienden van hem maar volgens de componist bovenal ‘de beste tekstschrijvers die er rondlopen.’ En Suzanne Vega ten slotte. ‘Die kwam ik geheel bij toeval tegen. In Folk City in Greenwich Village. Ze trad daar op. Ik was echt heel hard op zoek naar een vierde persoon voor de teksten. En toen hoorde ik deze vrouw, deze jonge vrouw… en vond het fantastisch. Daar komt bij dat ik het wel een goed idee vond om iemand erbij te hebben die niet zo bekend was. Toen ik haar uitlegde wat ik wilde, was ze meteen erg geïnteresseerd. Wat Suzanne Vega doet is pure poëzie. Die ze dan vervolgens op muziek zet. Ze is heel anders dan de anderen. Ze schrijft de poëzie van een jong meisje. En nu weet ik natuurlijk ook wel dat ieder jong meisje poëzie schrijft. Dat is absoluut waar. Alleen is Suzanne Vega heel wat beter dan ieder jong meisje, haha.’
Songs From Liquid Days kent geen thema, geen rode lijn die door de songs loopt. ‘Paul vond dat ze allemaal een love-song moesten schrijven, de klassieke song bij uitstek. Uiteindelijk heeft iedereen een love-song geschreven, behalve Paul, haha.’
MILLION DOLLAR RECORD
SONGS: MUZIEK, WOORDEN… WAT UITEINDELIJK NOG ONTBRAK WAREN DE stemmen die de teksten hun emotionele lading moesten verschaffen. Glass kan zich nu wel voor de kop slaan: ‘Ik besef nu dat ik had moeten schrijven met de bewuste vocalisten al in gedachten, maar deed dat niet. Pas toen de songs klaar waren ging ik op zoek naar geschikte zangers. Dat maakte het behoorlijk gecompliceerd. Omdat de songs er al waren, erg persoonlijke songs die niet zomaar door iedereen gedaan konden worden. We hebben echt heel veel mensen geprobeerd – zelfs Boy George wilde meedoen – maar het lukte niet. Op een gegeven moment waren we echt radeloos. Bernard Fowler leerde ik kennen via Herbie Hancock, één week voor we de plaat moesten afleveren. Dat we op het allerlaatste moment toch nog zo’n goede zanger gevonden hebben… Ik denk soms dat we eigenlijk best veel geluk gehad hebben.’
Maar ook met de tenor Douglas Perry, die eerder de hoofdrol vervulde in de Gandhi-opera Satyagraha, deed Glass een gouden greep. En over de vocale talenten van de gezusters Maggie, Suzzy en Terre Roch (The Roches) hoeft evenmin twijfel te bestaan als over het stemmetje van Linda Ronstadt, ook al zijn de meningen over wáár nou precies de kwaliteiten van laatstgenoemde dame gezocht moeten worden, enigszins verdeeld. De grote openbaring van Songs From Liquid Days is echter de hier vooral als backingvocaliste bij Sting’s Schildpaddromen bekende Janice Pendarvis, die zich in het door Suzanne Vega geschreven Lightning laat horen als een uitmuntend solo-zangeres, met een omfloerst maar desalniettemin krachtig en soulful stemgeluid. Een terechte single-track zoals ook CBS begreep die het nummer eerdaags in een verkorte versie als zodanig uitbrengt.
Als ik opmerk dat het nogal een bonte verzameling namen is die door zijn weinig gangbare manier van werken de hoes van Songs From Liquid Days siert is alweer een schaterlach het resultaat. ‘Ja, echt een million dollar record, haha. Maar serieus, het is niet zo’n gedifferentieerd gezelschap als het misschien op het eerste gezicht lijkt. De meeste mensen volgen elkaars carrière. Iedereen is stomverbaasd over het feit dat ik met Paul Simon samenwerk. Maar Paul en ik kennen elkaar al jaren. Hij komt naar mijn concerten en ik luister naar zijn platen. Voor veel mensen is muziek nog steeds iets wat je in categorieën opdeelt. Een feit is echter dat mensen van allerlei pluimage interesse in elkaars doen en laten hebben. We zitten ten slotte allemaal in hetzelfde beroep. Als geheel zijn professionele musici een stuk soepeler in hun onderlinge sociale contacten dan mensen zich kunnen voorstellen.’
Ik neem aan dat hij dan een groot voorstander is van projecten zoals Police-voorzanger Sting ze bijvoorbeeld op touw heeft gezet, samen met een aantal zwarte jazzcats? ‘Ik ken Sting, heb hem een paar keer ontmoet. Hij merkte bij een van die gelegenheden op dat we blijkbaar nogal wat interesses gemeen hadden. Daar is tot nu toe niets wezenlijks uitgekomen, maar de mogelijkheid is aanwezig. Dingen gebeuren. Zo werk ik nu bijvoorbeeld met een jonge Ierse rock & roll- en blueszanger, Pierce Turner, van wie ik de volgende plaat produceer en voor wie ik wat arrangementen schreef. Pierce is niet erg bekend, maar dat interesseert me niet. Wat hij doet, dat interesseert me. Men beweert altijd dat ik alleen maar met beroemde mensen werk. Toen ik Suzanne Vega vroeg, had ze nog niet eens een plaat uit. Niemand wist wie ze was. Een jong meisje dat ik zag optreden in Folk City.’
WAKE UP AND SMELL THE COFFEE
HIJ STUIFT OP ALS IK BLAINE REININGER, VOORMALIG VIOLIST VAN HET AVANT-garde collectief Tuxedomoon, aanhaal. Deze bestempelde nog niet zo lang geleden het grootste deel van de moderne muziek als zijnde te intellectueel, met als gevolg dat de consument hele boekwerken moet doorworstelen om te begrijpen wat de componist nu eigenlijk bedoelt. ‘Pardon? Hoe heet-ie? Reininger? Als je hem nog een keer ziet, vertel hem dan to wake up and smell the coffee. Dat is al 20 jááááár zo. Heeft-ie dat nu pas ontdekt? Er is een hoop contemporaine muziek waar absoluut niet naar te luisteren valt. Maar dat is al heel lang zo. Dáár ging de minimal muziek over, als een reactie op de academische muziek. Dat was een major battle. Dat is nu voorbij, maar toen kon je geen andere muziek schrijven dan seriële muziek. Tegenwoordig echter is de academische muziek, wat wij academische muziek noemen, slechts één van de manieren waarop mensen werken.’
Het verbaast hem echt dat er zelfs onder de heel jongeren nog rondlopen die op dezelfde manier muziek schrijven als pakweg 15, 20 jaar geleden gedaan werd. ‘Twintigjarigen die zich bezig houden met seriële muziek of met de twaalftoonsstijl, ik snap dat niet zo. Gelukkig zijn er ook die echt durven experimenteren, die in allerlei grensgebieden opereren.’
Favoriete componisten zijn Glenn Branca, John Adams (‘hoewel meer academisch’) en Rhys Chatham. ‘Ze maken nogal een moeilijke tijd door. Er is geen support voor experimentele muziek, is er nooit geweest. Wat er met mij gebeurt is in feite heel ongewoon. En het gebeurt met mij, omdat ik zorg dat het gebeurt. Door hard te werken en muziek te spelen vond ik uiteindelijk een publiek. Maar geen van deze mensen doet dat. Ze hebben maar een klein publiek en de US kent niet zoiets als een regering die bereid is kunstprojecten te steunen. De Amerikaanse regering geeft haar geld liever uit aan onderzeeërs, ruimteschepen, het opvoeren van de wapenwedloop… Aan de andere kant, toen ik 41 was, reed ik nog in een taxi rond om aan de kost te komen. Dat is normaal in Amerika. Amerika sponsort geen kunst. Wat Amerika sponsort is oorlog.’
DE HOLLYWOOD METHODE
EEN PRETENTIEUS PROJECT WAARMEE PHILIP GLASS DEZE DAGEN VAN ZICH doet spreken is de uitvoering door de Nederlandse Operastichting van theatermaker Robert Wilsons The CIVIL warS. Om precies te zijn: Act V, het laatste bedrijf van een opera die nooit in zijn geheel is uitgevoerd en die eigenlijk bestemd was om integraal opgevoerd te worden tijdens de opening van de Olympische Spelen in Los Angeles in juni 1984. Het is dit deel waarvoor Glass, die al eerder met Wilson had samengewerkt voor de opera Einstein On The Beach, de vooral romantisch te noemen muziek componeerde. Deze uitvoering van The CIVIL warS was een noodgreep van de Operastichting die voor dit seizoen Glass’ nieuwste opera The Making Of The Representative For Planet Eight naar een roman van Doris Lessing op het programma had staan. Echter de oorspronkelijk aangetrokken decorontwerper de kunstenaar David Hockney werd ziek en zijn plaatsvervangster de Japanse vormgeefster Eiko Ishioko werd te laat benaderd om in maart haar ontwerpen gereed te hebben. The CIVIL warS dus. Act V is een kijkdoos-achtig schouwspel bevolkt door historische figuren als Abraham Lincoln en Hercules. Uitermate fascinerend om te zien, en met een schitterende rol voor vooral de Amerikaanse mezzo-sopraan Ruby Hinds. Als verhaal is er echter geen touw aan vast te knopen, hoewel het stuk volgens Glass handelt over ‘het einde van alle oorlogen, de terreur die verdwijnt en de wedergeboorte van de beschaving’.
Hoewel Glass de voorkeur blijft geven aan opera, voltooide hij een tijdje terug zijn tweede soundtrack. Na de coöperatie met Godfrey Reggio voor Koyaanisqatsi was het dit keer Paul Schrader die bij de componist aanklopte. Schrader, die o.a. bekendheid verwierf met American Gigolo, wilde een film draaien over het leven van de controversiële Japanse auteur Mishima die in 1970 op z’n 45ste en het hoogtepunt van zijn carrière op rituele wijze zelfmoord pleegde. Een boeiende film die Mishima’s laatste dag vertelt, maar ook in biografische scènes in zwart-wit teruggrijpt op Mishima’s leven en worstelingen, afgewisseld met verfilmde fragmenten uit zijn romans in prachtige decors van Eiko Ishioko.
Was Glass eigenlijk vertrouwd met het werk van Mishima toen Paul Schrader hem vroeg?
‘Nee! De eerste keer dat ik Paul ontmoette gaf hij me 2 of 3 boeken. Ik heb die gelezen en vond ze zo boeiend dat ik er nog een stuk of acht gelezen heb. Waarna ik Paul liet weten graag de muziek bij de film te willen componeren. Alleen niet volgens de Hollywood-methode waarbij de regisseur tijdens het draaien van de film een score creëert met allerlei stukjes tape – Wagner, Shostakovich, Rolling Stones, noem maar op – en die vervolgens aan de componist geeft. Die dan van daar uit zijn eigen soundtrack mag maken. Het lag voor de hand dat ik zo niet zou werken. Ik heb de muziek op het script gecomponeerd, was ongeveer tegelijkertijd met Paul klaar. Het heeft daarna alleen nog heel wat aanpassen gekost voor alles met elkaar klopte.’
Zijn volgende project wordt een opera voor film: The Fall Of The House Of Usher naar Edgar Allan Poe. Een reactie op de video-vloedgolf? ‘Ik heb die dingen op Sky en Music Box gezien. Rampzalig! Het niveau is gewoon belabberd, stompzinnig. Ze zien eruit als commercials voor jeans. In feite zijn het dezelfde mensen die die clips maken die voor de jeans-commercials verantwoordelijk zijn. Goed beschouwd zijn die commercials zelfs beter. Absoluut!’