Wat zou er toch met de rockgeneratie van de USRR gebeurd kunnen zijn?
vraagt de Russische journalist
Artemy Troitsky
in zijn boek
Kinderen Van De Glasnost.
Alles leek zo mooi. Perestrojka en glasnost brachten in het voormalige arbeidersparadijs een cultuurstroom op gang, waarin avantgarde-rock, experimenteel theater, radicale modeshows en abstracte schilderkunst de toon aangaven. Met de vrije markteconomie slaat echter ook de
algehele vervlakking
toe, zo lijkt het.
door C. Cornell Evers | fotografie Wim van de Hulst, OOR 14 december 1991
Moskou, maart 1989. Het is lente, in meer dan één opzicht, en de tijden zijn ongemeen spannend. De nieuwe pophelden luisteren naar namen als Boris Grebensjtsjikov, Televizor, Popmechanika en AVIA. Brian Eno produceert de eerste langspeler van het krankzinnige rockcombo Zvuki Mu, de Nederlandse Nits staan drie avonden op rij op het podium van het prestigieuze Rossia-theater en op straat loop je Frank Zappa tegen het lijf.
Samen met Art Troitsky bezoek ik het appartement van de Moskouse geluidskunstenaar Aleksej Tegin. Deze was voorheen een van de bekendste schilders die de Russische hoofdstad kende. Tegin was vooral beroemd om zijn fotorealistische werk en had daarmee ontzettend rijk kunnen worden. Hij koos evenwel voor een andere weg en beschouwt tegenwoordig schilderen als een achterhaalde kunstvorm.
De woning van de kunstenaar bestaat in feite uit slechts één kamer. Daarin bevindt zich een grote verscheidenheid aan instrumenten, snoeren en versterkers. Aan één van de muren hangt een foto van Swans-goeroe Michael Gira. We krijgen enorme, ouderwetse koptelefoons op het hoofd gedrukt. Uit de schelpen klinken duistere industriële geluiden, die bij vlagen aan elektronische versies van Tibetaanse religieuze gezangen doen denken. Als Tegin na anderhalf uur een raam openzet, kijken we uit op de muren van het Kremlin.
Moskou, augustus 1991. De droom is ruw verstoord. Enkele malloten proberen met een greep naar de macht de oude orde te herstellen en dwingen daarmee het Russische volk eindelijk het juk van het communisme van zich af te werpen. De oude ideologieën verdwijnen maar daarmee ook de noodzaak voor een hele generatie van kunstenaars om zich nog langer actief teweer te stellen. De Sovjet-Unie is vrij maar in de underground klinkt alleen nog het geluid van brekend glasnost, zoals de Moskouse journalist annex radio- en tv-maker Artemy Troitsky schrijft in zijn boek Kinderen Van De Glasnost.
Amsterdam, augustus 1989. Boris Grebensjtsjikov: ‘Met de censuur wist je tenminste nog wie de ware vijand was.’
In Kinderen Van De Glasnost portretteert Artemy Troitsky tien personen, tien moderne kunstenaars die een beslissende periode in hun leven meemaken. Zij speelden met hun muziek, hun kunst en hun performances een belangrijke rol in de underground. Tot hen behoren Boris Grebensjtsjikov, de man die de eerste Russische superster in het westen had moeten worden maar die door CBS-Sony aan de kant werd gezet, Zvuki Mu-zanger Petja Mamonov, die inmiddels heeft gekozen voor een carrière in de filmindustrie, mode-ontwerpster Katja Filippova, Aleksandr Basjlatsjov, die vooral na zijn dood een enorme cultfiguur is geworden en van wie het afgelopen jaar niet alleen drie platen met concert- en studio-opnames werden uitgebracht maar ook twee poëziebundels, Sergej Koerjochin, de ongrijpbare leider van Popmechanika. Zij maar ook beeldend kunstenaar Sven Gundlach, zangeres Zjanna Agoezarova, de Litouwse zanger-showman en architect Algis Kauspedas, Televizors Michail Borzykin en de veelzijdige Anton Adasinski, hier bekend van de spektakelrockband AVIA, zijn de kinderen maar evenzogoed de vaders van de glasnost. Zij zijn in Troitsky’s boek de helden van Toesovka – een slangwoord dat staat voor ‘het sfeertje’ of ‘de grote rotzooi’. ‘De scene’ zeggen wij in het westen.
Artemy Troitsky, sinds maart van dit jaar hoofd van de muziekafdeling van de nieuwe, progressieve Russische televisie, schreef Kinderen Van De Glasnost op de eerste plaats, zegt hij zelf, omdat het verhaal van zijn helden interessant is om te vertellen, zeker nu een nieuwe generatie van musici en kunstenaars het laat afweten. In de inleiding voor zijn boek schrijft Troitsky: ‘Het lijkt er werkelijk op dat de radicale Sovjet-kunst, zoals wij die geschapen en gekend hebben, stervende is. Als een diepzeevis die aan de oppervlakte is gebracht.’
Amsterdam, november 1991. Artemy Troitsky praat over zijn helden, de kinderen van de glasnost: ‘Hun verhalen zijn in zekere zin symbolisch. Ze zeggen veel, niet alleen over de undergroundcultuur in Rusland maar ook, in meer algemene zin, over de mentaliteit en de tradities die horen bij het leven in Rusland en de Sovjet-Unie. Verder was het schrijven van dit boek in zekere zin een poging om die scene voor mijzelf meer begrijpelijk te maken. Het schrijven van dit boek heeft me niet alleen geholpen mijn eigen omgeving beter te begrijpen maar ook het maatschappelijk proces waarin we ons bevinden. Ik denk dat, achteraf gezien, de timing voor het boek heel goed is geweest. Het is precies aan het eind van de ene periode gesitueerd en aan het begin van de volgende. Het laat zich nu ook beter lezen dan twee jaar geleden, toen het voor het eerst in het Engels werd gepubliceerd. Iedereen reageerde destijds heel verbaasd. Over het algemeen werd er vanuit het westen toch met een gekleurde bril naar perestrojka en glasnost gekeken. Men kon niet begrijpen dat democratie een hoop problemen mee kan brengen, dat vrijheid erg angstaanjagend kan zijn, verwarrend. Daar gaat dit boek over. Voor mij is het het eerste post-glasnost boek, in die zin dat niet alleen de positieve kanten van glasnost aan bod komen maar ook de katerige gevoelens die volgden.’
Hij was erbij, in augustus, een van de velen in en om het witte huis, het bastion van verzet tegen wat uiteindelijk de laatste stuiptrekkingen van het communisme zouden blijken te zijn. ‘Eerlijk, ik ben geen moment bang geweest dat deze coup lang zou duren. Ik herinner me dat een journalist van de Finse televisie mij de eerste avond van de putsch vroeg – er waren toen nog relatief weinig mensen bij het witte huis, zo’n 7000, waarvan een groot deel westerse journalisten – hoe lang het nieuwe regime zou standhouden. Ik dacht: een, misschien twee, misschien drie dagen… maar langer niet. Ik voelde intuïtief dat de hele coup gedoemd was om te mislukken, omdat de maatschappij was veranderd en daarmee de hele psychologie van de mensen. Niet alleen hebben de putschisten de wil van de bevolking onderschat maar zelfs de bereidheid van het leger, dat niet van plan was hun orders op te volgen en mensen te vermoorden. Het waren typische hardliners die alleen maar kunnen denken in termen waarbij mensen aan het werk worden gezet door de punt van een geweer te richten, wat slavernij betekent in plaats van ontwikkeling. Verder waren ze gewoon stom. Als zij echt vastbesloten waren geweest, dan hadden ze de communicatielijnen afgesneden, wat sleutelfiguren in de gevangenis gezet, enzovoort. Ik heb die dagen gewoon met Londen gepraat, met New York en met Stockholm, ik heb faxen verstuurd en stond continu in verbinding met CNN, die ik al die tijd voorzien heb van tapes die wij in de straten hadden opgenomen. Voor mij was het één groot avontuur.’
Moskou, maart 1989. Sacha Lipnitski, bassist en ideoloog van Zvuki Mu zegt: ‘Kunst heeft niets politieks. Onze realiteit is evenwel dat we een politieke strijd moeten strijden om juist los van de politiek te kunnen komen.’
Amsterdam, november 1991. Artemy Troitsky: ‘Ik ben geen supporter van Jeltsin. Ik heb in het algemeen geen vertrouwen in politiek en politici en Jeltsin vormt daarop geen uitzondering. De reden waarom ik en honderden van mijn vrienden bij het witte huis waren, was niet omdat we voor Jeltsin of Gorbatsjov vochten of voor de Russische regering, we vochten voor onszelf. Wij moesten daar zijn, vanuit de dringende behoefte om die zultkoppen te laten zien dat zij ons niet langer
konden manipuleren.’
Achteraf gezien had de coup natuurlijk een katalysatorfunctie. ‘Absoluut. Er gebeurde niets meer de laatste jaren, er was alleen maar die eeuwigdurende politieke strijd, een soort koorddansen tussen links en rechts, tussen communisme en democratie, wat totaal nergens toe leidde. De Gorbatsjov-dans. De coup loste op wel heel drastische wijze een hoop van die problemen op. Eigenlijk was de coup zo effectief dat ik voor wil stellen dat we er ieder jaar een hebben zodat de vaart erin blijft.’
De euforie van de eerste ogenblikken na ‘de overwinning’ maakte al snel plaats voor teleurstelling, ook bij Troitsky. ‘De reacties waren niet zo radicaal als wij hadden verwacht. De economische hervormingen gaan nog altijd erg, erg langzaam en velen die actief waren in het oude apparaat zijn nog altijd aan de macht en wat het ergste is, de macht ligt nog altijd niet bij het volk. Ze hebben de communistische partij al hun gebouwen afgepakt en er vervolgens meteen eigen kantoren gevestigd. Dat is natuurlijk niet leuk.’
Moskou, maart 1989. Sacha Lipnitski: ‘Alle onafhankelijke cultuur in de Sovjet-Unie is controversieel. Je kunt dat een slechte traditie noemen maar dat is het eigenlijk niet. Je bent jong en dan vecht je tegen je culturele vijanden. Daarbij kun je verliezen maar het is natuurlijk de bedoeling dat je wint, omdat je daardoor sterker wordt.’
Amsterdam, november 1991. Artemy Troitsky praat over de staat van anarchie waarin zijn land verkeert: ‘Anarchie kan prettig zijn maar ik denk dat we dat stadium al voorbij zijn. Chaos en verwarring heersen alom. Het is duidelijk dat Gorbatsjov niets meer te zeggen heeft. Jeltsin een beetje. Jeltsin claimt weliswaar dat hij alles onder controle heeft, maar kan dat helemaal niet waarmaken. Elke beslissing die hij neemt, wordt door het parlement tegengehouden. Er is geen echte macht in het land en voor een tijdje was dat goed, omdat wij gewend waren aan een sterk gecentraliseerde machtsstructuur. Nu is het anders. Het ontbreken van een machtsfactor werkt niet constructief. Het is destructief omdat niets mogelijk is, je kunt niets doen met de beslissingen die je neemt. Combineer dat met een in elkaar stortende economie, een grote inflatie en het feit dat niets werkt en het resultaat is een land waar het heel moeilijk is om iets op poten te zetten. Dit is een van de redenen waarom ik zoveel van mijn projecten op een laag pitje heb gezet, inclusief de tournees van westerse bands. Ik wil hen eenvoudig niet confronteren met een situatie waaraan een verhoogd risico kleeft. Ik heb in het verleden groepen als Sonic Youth en Sugarcubes overgehaald en afgelopen zomer nog The Shamen, maar ik adviseer de bands nu om een tijdje te wachten. Ik kan de verantwoordelijkheid niet op me nemen dat het mis gaat.’
Amsterdam, augustus 1989. Boris Grebensjtsjikov: ‘Het grappige is dat de geschiedenis zich alsmaar herhaalt. Want een heel nieuwe generatie bands uit de grote steden elders in Rusland, Oekraïne, Siberië, komt opzetten. Zij denken dat het westen van Rusland volledig gecorrumpeerd is. Vanuit hun standpunt bekeken hebben ze weer gelijk. Dus zullen ze mij afzetten… en dat wordt hoog tijd. Dan kan ik rustig mijn eigen werk voortzetten.’
Amsterdam, november 1991. Artemy Troitsky: ‘Onder de mensen die uit de rock zijn voortgekomen, zijn er maar heel weinig die de verantwoordelijkheid van een machtsfunctie op zich durven nemen. Ik denk dat de meeste mensen, die uit dezelfde smeltkroes als ik afkomstig zijn, een allergie voor machtsspelletjes hebben. Zij geven er meestal de voorkeur aan om op artistiek terrein actief te blijven of om te emigreren. Er zijn zoveel mensen die het land verlaten. Ik denk dat zo’n vijfentwintig procent van de namen in mijn telefoonboekje verdwenen is.’
Tot hen behoort in ieder geval niet Boris Grebensjtsjikov, de goeroe van de Russische rock, die na een mislukte carrière in het westen, gewoon weer vanuit Leningrad, tegenwoordig Sint Petersburg, opereert, lichtelijk gedesillusioneerd. Artemy: ‘Boris ging in het westen met de verkeerde mensen in zee. CBS wilde hem niet begrijpen. Zij wilden van hem een all american Russische ster maken maar zagen niet dat rock & roll in Rusland nog altijd iets anders is dan rock & roll in het westen. In hun opvattingen moet iemand die tientallen miljoenen cassettes in Rusland verkoopt, toch goed zijn voor ongeveer hetzelfde aantal in het westen. De reden echter waarom Boris zo groot was in Rusland en nog altijd is, had te maken met zijn spirituele charisma, met de boodschap die hij in zijn songs uitdroeg. Dat alles was weg, toen ze hem naar het westen haalden. Zij wilden gewoon een kant-en-klare rockster met hamer en sikkel en dat werkte niet. Als zij iets meer zorg hadden betracht, iets meer aandacht hadden gehad voor bepaalde culturele en spirituele waarden, dan hadden ze iets anders gedaan. Dan hadden ze hem niet in het Engels laten zingen. Dan hadden ze niet die belachelijke promotie-campagne gevoerd, waarbij Boris op moest treden met ingehuurde sessiemuzikanten. Dan hadden ze hem vriendelijk behandeld en met het respect dat een dichter verdient.’
Amsterdam, november 1991. Artemy Troitsky over waar de Russische rock zelf de fout inging: ‘Ik heb altijd gezegd dat de Russische rock hoofdzakelijk politiek en sociaal georiënteerd was. Dat was goed en slecht tegelijkertijd. Er gebeurden heel belangrijke dingen, met fantastische teksten. Het probleem was alleen dat de bandleden zich nooit zo erg om de muziek zelf bekommerden. Wat interesseert onze problemen het publiek in het westen? Mensen willen interessante muziek die goed wordt gespeeld en waarop eventueel kan worden gedanst. Echter niets van dat alles bij de Russische rock. In zekere zin was het vanaf het prille begin gedoemd te mislukken. Bands als AVIA en Zvuki Mu hadden een zeker succes in kleine clubs waar ze voor de echte muziekfreaks konden spelen. Daar ben ik blij om. Meer zat er echter niet in.’
En de nieuwe generatie? ‘Zij lopen blindelings achter hun idolen aan en dat vind ik verontrustend. De werkelijkheid is radicaal veranderd en men zou dus een heel andere benadering verwachten, een andere visie op de maatschappij. Het grote verschil met de oude generatie is dat de kids van nu veel meer commercieel gericht zijn. Ze zijn allemaal geboren in de overgangsperiode waarin onze maatschappij in de richting van een markteconomie opschoof. Onze generatie, die actief was in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig, dacht nooit aan geld, eenvoudig omdat het er niet was. Nu is er overal geld en wordt succes eerder afgemeten aan geld dan aan spirituele zaken. De jonge generatie bands richt zich meer op de hitlijsten, is meer dans-georiënteerd. De tendens nu is dat zo gauw een band een onverwachte hit heeft, er meteen een dozijn andere op inspringt en volgens dezelfde formule te werk gaat. Ik ben er echter zeker van dat er vroeg of laat iets zal gebeuren, een spontane reactie op al die veranderingen in het land, die gericht zal zijn tégen de commercie, tégen het consumptie-patroon of misschien wel tégen het idealisme van de oude generatie.’
Al eeuwenlang kauwen wij
Op de vloeken en de gebeden
Al eeuwenlang leven we
Met uitgestoken ogenblikken
We slapen en we drinken –
Dag na dag en liter na liter
Zingen doen we niet meer –
Want we kunnen het niet…
(Aleksandr Basjlatsjov)
*Lees ook: The Nits In Moskou