CULTS is zangeres Madeline Follin
en zanger en multi-instrumentalist
Brian Oblivion, beiden uit San Diego.
Ze waren nog studenten op de universiteit in New York City, toen hun eerste single verscheen: ‘Go Outside’. Het hele nummer – de drums, de synths, de gitaar, de bas – het was allemaal gedaan met een midi-keyboard van $ 100 op zijn schoolcomputer, vertelde Oblivion onlangs nog eens. ‘Go Outside’ sloeg aan. De New York Times noemde het nummer “een van de indierock-hoogtepunten” van het jaar. Het leverde meer dan 40 miljoen streams op Spotify op en was in diverse soundtracks te horen, van ‘Broad City’ tot ‘Gossip Girl’. En het bezorgde de band een grote labeldeal. Het titelloze debuutalbum kwam het jaar erop uit op Columbia Records. Drie albums lang, na ‘Cults’(2011) ook nog ‘Static’ (2013) en ‘Offering’ (2017, vierden Follin en Oblivion successen met hun bruisende mix van eigenzinnige indierock en catchy vintagepop.
Deus ex machina
En toen lukte het ineens niet meer. Na een festivaloptreden op SXSW besloot de band voor de opnamen van een nieuw album naar Arizona te gaan, de hectiek van New York voor even achter zich te laten. Daar, in een andere omgeving dus, werkten Oblivion en Follin wel weer als vanouds samen met Shane Stoneback, die ook de eerste drie albums van de groep had geproduceerd. In eerste instantie werd dezelfde werkwijze van stal gehaald die eerder zo succesvol was gebleken, waarbij instrumentale ideeën met synthesizers, loops en samples werden vastgelegd en verdiept. Maar wat voorheen altijd had gewerkt, leek deze keer tot niets te leidden. Niet een muzikale schets of opname werd door het drietal goedgekeurd. De situatie leek hopeloos, tot twee veranderingen in het proces voor een ommekeer zorgden en het project weer op de rails zetten. Eerst was daar Madeline Follin, die als een deus ex machina plotseling met een aantal door haar geschreven liedjes op de proppen kwam die door Stoneback en Oblivion met groot enthousiasme werden begroet – tot dan was Brian Oblivion de hofleverancier van de songs van Cults. De tweede gamechanger was het idee om de muziek deze keer minder van elektronica af te laten hangen en in plaats daarvan met echte strijkers en blazers de studio in te gaan, met een liveband te werken. De veranderingen pakten bevrijdend uit, het vierde Cults-Album ‘Host’ hoort aan als een nieuwe start.
‘Host’ prikkelt verbeelding
Met een achtergrond in film (Brian studeerde documentaire filmproductie aan de NYU) liggen de dwarsverbanden met cinema voor de hand. Alleen de titel al: ‘Host’ duidt op een parasitaire relatie en de associatie met oude sci-fi en horrorfilms, bij voorkeur in zwart-wit geschoten, ligt dan voor de hand. Ook de muziek legt af en toe die verbinding. Melodieën en instrumentatie in bijvoorbeeld het nummer ‘8th Avenue’ lijken direct afkomstig uit de jaren vijftig wereld van stripverhalen en cultfilms over Flying Saucers en Body Snatchers. Elders verwacht je The Pink Panther voorbij te zien sluipen, James Bond met een dry martini, shaken, not stirred. Cults prikkelt met ‘Host’ ontegenzeglijk de verbeelding, en dat is een belangrijke eigenschap van goede muziek. In de realiteit van ‘Host’ is echter geen Pink Panther te bekennen, laat staan een James Bond. ‘Host’ is een album met liedjes die draaien om manipulatie, angst, boosheid, aanvaarding en uiteindelijk de vrijheid die een proces van zelfreiniging en afscheid van het verleden, gevolgd door een nieuwe herstart, kan brengen. Het zijn zware thema’s, die op ‘Host’ aangenaam vreemd contrasteren met de lichtvoetige, fantasievolle arrangementen. Daarin resoneren Frans georiënteerde fluisterpop en David Bowie’esque vocalen, psychedelische jaren zestig strijkers en catchy cabaretdeuntjes, postindustriële rock en cut-up samples. Samen vormen ze een uitbundige werveling van melodieën, klanken en geluiden, soms rauw en ongeremd, vaker hypnotiserend en meeslepend, maar altijd verrassend origineel.
Vanaf de eerste momenten van het dwingende openingsnummer ‘Trials’, daarna het eerder genoemde, filmische ‘8th Avenue’, het met een sinister klinkende tingeltangel riedel opgetuigde ‘Spit It Out’ en het sarcastische ‘Low’ zuigt de muziek je de wereld van ‘Host’ in. Het leven daar is aanvankelijk geen pretje. Er is de verstikking van een dwingende relatie, waaruit – zoals beschreven in ‘A Purgatory’- ontsnappen niet gemakkelijk is. De verlossing komt uiteindelijk wel, maar pas aan het einde van het album. ‘Host’ is een bijzondere productie die ingaat op de keuzes die in het leven moeten worden gemaakt, een leven dat uiteindelijk staat of valt met de duurzaamheid van onze relaties en de kracht die dat oplevert, zo betogen Madeline Follin en Brian Oblivion in het laatste nummer ‘Monolothic’. En dan is het toch nog: eind goed, al goed.
Cults – Host
Sinderlyn / Konkurrent