Reportage The Nits In Moskou (1989)

Reportage

The Nits In Moskou

Terwijl het Nederlandse popklimaat vooral ook wordt bepaald door het geweeklaag van een groot deel van de betrokkenen, vieren voorbij onze landsgrenzen The Nits het ene succes na het andere. Na onder anderen Duitsers, Fransen, Zwitsers en Scandinaviërs gingen onlangs ook de Russen overstag voor de troubadours uit The Dutch Mountains. Een reportage vanaf het Rode Plein over een winnend team in Moskou.

door C. Cornell Evers, OOR 8 april 1989

De baardige Aleksandr Lipnitski is de bassist en ideoloog van Zvuki Mu. Van deze experimentele formatie uit Moskou komt binnenkort een door Brian Eno geproduceerde langspeler uit bij de westerse platengigant WEA. Aleksander heeft een duidelijke mening over The Nits. Hij zat samen met zijn vrouw in de theaterzaal van Hotel Rossia toen Henk Hofstede en de zijnen daar voor de tweede achtereenvolgende avond met veel succes optraden. Eén concert maar had Aleksander nodig om zich een heldere mening over The Nits te vormen, daar waar een groot deel van de Nederlandse popjournalistiek nog altijd niet begrijpt waar de groep werkelijk voor staat.

Akkoord, The Nits hebben ook in Nederland zelf een hoop credibility, vooral op momenten dat er hits worden gescoord, maar toch zien (te) velen de groep nog altijd als ‘dat bandje zonder kloten’. Voor Lipnitski heeft de muziek van The Nits ‘iets vreugdevols’ alsook ‘een uitstraling van positiviteit’. Het enige wat hij eigenlijk mist is de pijn.

‘Pijn is voor Russen een heel belangrijk iets. Het is de pijn die je vindt bij Zvuki Mu, maar ook bij een schrijver als Dostojevski, die deel uitmaakt van een traditie die mensen tot het uiterste laat gaan, zowel in hun privéleven als in hun artistieke carrière. The Nits zijn professionals, met goede ideeën en een opvallende kijk op het theatergedeelte van hun optreden. Ik ken hier in Moskou nauwelijks muzikanten die aan hen kunnen tippen. Ze zijn technisch zeer goed onderlegd en de muziek is gewoon fantastisch. Ik heb met Zvuki Mu op festivals gespeeld in West-Duitsland, in Italië, in Hongarije en in Polen, samen met tamelijk populaire bands als Per Ubu en New Model Army. The Nits steken echter met kop en schouder boven deze groepen uit. Ze zijn veel interessanter bezig, in een traditie die teruggaat tot aan de Renaissance. Het is echt Europese oude muziek, zoals Russen die graag horen, in het verlengde van wat vroeger de troubadours en minstreels deden. En ze klinken erg optimistisch, met een enorme belangstelling voor de menselijke soort.’

Het is de avond van de eerste lentedag. Moskou gonst van de activiteiten, die voor een groot deel verband houden met de verkiezingen van enkele dagen later. Op de politieke pamfletten aan de muren overheerst de vierkante kop van Boris Jeltsin, de vanwege zijn voortvarendheid door de Partij verguisde maar bij het volk enorm populaire voormalige Partij-chef van de Russische hoofdstad. Op slechts een steenworp afstand van het Rode Plein ligt het Rossia-complex, dat met zijn 7000 kamers het grootste hotel ter wereld is; een stad op zich. Deze avond is het 3000 zitplaatsen tellende theater van het hotel de plaats waar The Nits hun eerste concert in Rusland zullen geven. Er is in de media veel aandacht aan deze gebeurtenis geschonken maar toch heeft niemand enig idee hoeveel mensen er vanavond zullen komen opdagen.

Vanaf ongeveer zeven uur komen ze binnen: jongeren, in weinig opvallende maar wel nonchalante outfits, zowel als oudere echtparen, netjes gekleed voor een avondje uit naar het theater. Het staat iedereen vrij om te gaan zitten waar hij of zij wil. Van enig gedrang of geduw is echter geen sprake. Alles verloopt ordelijk. Achter op het podium wachten de bekende zwartgeverfde houten panelen, als stille getuigen van de eind vorig jaar door The Nits gehouden theatertoer die de groep langs zo’n veertig vaderlandse cultuurcentra voerde. Wij blijven blijkbaar iets te lang staan want een gezette ordebewaakster gebaart heftig dat we moeten gaan zitten. Als we na enige aandrang van haar kant, aan haar verzoek voldoen geeft ze een verontschuldigend klopje op mijn arm en lacht een rij tanden bloot waartussen een enorm gat gaapt.

Helemaal uitverkocht is dit eerste concert van The Nits niet. Als echter om even over half acht de zaallichten uitgaan zijn er nog maar weinig stoelen niet bezet. Een korte aankondiging en dan staan ze voor het eerst op een Russisch podium: zanger-gitarist Henk Hofstede, toetsenist Robert Jan Stips, slagwerker/percussionist Rob Kloet en Miss Basgitarska Joke Geraets. Middenin de zaal, achter de knoppen, staat Paul Telman, in de coulissen, nerveus, manager Aad Link.

De groep gaat rustig van start met The Dream, evenals de daarop volgende songs Blue en The Bauhaus Chair afkomstig van de onlangs met een Edison bekroonde mini-langspeler: Hat! And the wheel is turning. And the wheel is burning. And the wheel sung OEOEOEOEO. Het publiek reageert beleefd. De jazzy arrangementen van het oudje Slip Of The Tongue doen echter hier en daar wat beweging ontstaan. Beware of the slip of the tongue. Don’t say nothing. When the company is wrong. You smile and they’re shaking your hand. When you’re older you will understand. So you be silent. Een enkeling klapt mee, de armen boven het hoofd geheven. Van de zijkant van het podium komt een wat oudere man op, keurig in grijze pantalon en blauwe blazer, op de rechterschouder een camera. De Moskouse televisie maakt opnamen voor de ontbijtshow. Even is Henk Hofstede van zijn apropos gebracht, als hij tijdens de aankondiging van The House middenin een zin abrupt door de vertaalster wordt afgebroken. Hij herstelt zich echter snel. I spent some time alone. In an old country home. Where the wallpaper looked like a landscape. In a foreign land.

De typisch Nederlandse Nitshumor komt uitstekend over. Mountain Jan, The Eating House en In The Dutch Mountains worden enthousiast ontvangen. Als ik tijdens het anti-oorlogsmonument J.O.S. Days achterom kijk zie ik dat er in een hoek wordt gedanst, naar later blijkt op initiatief van een groepje fanatieke Nederlandse meisjes die in Moskou wonen om daar Russisch te studeren. Het publiek laat duidelijk zijn teleurstelling blijken als Henk het laatste nummer aankondigt – Port Of Amsterdam (Goodbye, Goodbye, Goodbye.) – maar begeeft zich daarna toch zonder morren naar de uitgangen. Er zijn er echter ook die de regels van het spel kennen en als de groep na het bekende geroep en gefluit de instrumenten weer heeft opgepakt haasten velen zich terug en drommen vlak voor het podium samen. Het achterdoek schuift opzij en een groot klokkendecor wordt zichtbaar. Gegil, geschreeuw en bravo-geroep.

Na afloop is de stemming in de kleedkamers zondermeer feestelijk te noemen. Overal glunderen de gezichten. Het is ze toch maar gelukt. Moskou is volledig overstag gegaan voor een paar kaaskoppen die als geen andere band uit Nederland weten wat liedjesschrijven inhoudt. De bekende Russische rockjournalist Art Troitsky voorspelt The Nits een grote toekomst in het vroegere land van de Tsaren. ‘Ze zijn enorm melodieus en daar houden de Russen van.’

‘The Nits slechts drie dagen in Moskou’, betreurt de volgende dag een krant in Moskou het feit dat de groep slechts drie concerten geeft. ‘Het is een vreemde gewaarwording,’ verwoordt bassiste Joke Geraets haar eerste indrukken. ‘Je hebt echt het idee dat je in een soort van film bent beland. Ik kende Moskou alleen maar van de atlas en van alle fantasieën en beelden die je in je hoofd hebt en die in de loop van de tijd zijn gevormd door diverse vormen van informatie, die vaak nog eens heel fout is. En dan ben je hier en blijkt het allemaal anders te zijn dan je je had voorgesteld. Het is een wereldstad en bepaalde delen vind ik vreselijk mooi, zoals het centrum en de straten daaromheen. Ga je echter naar de buitenwijken dan zie je enorm veel flatgebouwen en hele brede wegen met vreselijk veel kuilen daarin en smerige auto’s en een hoop stof. Dat beeld is toch wel heel anders, waardoor je de indruk krijgt van twee werelden die naast elkaar bestaan.’

Enkele uren voordat The Nits voor de eerste maal in Rossia aantreden bezoek ik samen met Art Troitsky het appartement van de Moskouse geluidskunstenaar Alexej Tegin. Deze was voorheen een van de bekendste schilders die de Russische hoofdstad kende. Tegin was vooral beroemd om zijn fotorealistische werk, maar beschouwt tegenwoordig schilderen als een achterhaalde kunstvorm.

De woning van de kunstenaar bestaat in feite uit slechts één kamer. Daarin bevinden zich een grote verscheidenheid van instrumenten, snoeren en versterkers. Overal waar het oog kijkt is de schittering van chroom en zilververf. Een schuin achterover hellend tv-scherm laat een flikkerend beeld zien. Aan één van de muren hangt een foto van Swans-opperhoofd Michael Gira. Groenig TL-licht geeft het geheel een sfeer van onwerkelijkheid. We krijgen enorme koptelefoons op het hoofd gedrukt. Uit de schelpen klinken duistere industriële geluiden. Als Tegin na anderhalf uur een raam openzet kijken we uit op de muren van het Kremlin. De invallende schemering doet de lucht erboven bijna paars lijken. Waar gaat de werkelijkheid over in de illusie?

Onderweg naar Rossia wordt ons pad gekruist door twee bekenden van Troitsky. Hij schudt ze de hand. Terwijl hij een gesprek begint met popmuzikant en -promotor Stas Namin loopt de andere ‘Rus’ door. ‘Kijk, dat hoort nu ook bij de Moskouse werkelijkheid,’ zegt Troitsky, als hij even later afscheid heeft genomen van Stas Namin en we onze weg vervolgen, ‘dat je hier gewoon Frank Zappa tegen het lijf loopt.’

Voor Henk Hofstede begon het Moskouse avontuur zo’n zes jaar geleden. ‘We namen gewoon het besluit dat we naar Moskou wilden, net zoals we ooit besloten hebben naar Helsinki te gaan. We zijn indertijd behoorlijk ver gekomen. Zelfs de consul is nog naar een van onze concerten wezen kijken. Hiervan zullen de Russen op hun hoofd gaan dansen, kregen we toen te horen. Ik vond dat een mooie uitdrukking. Dat gaf me moed. Video’s gestuurd. En toen hield het ineens op. Die video’s zijn gewoon teruggestuurd of nooit ontvangen. Later hebben we nog het een en ander geprobeerd via de Stichting Pop. Toen zijn we ook weer in de buurt gekomen maar uiteindelijk is het toch allemaal mislukt. Ik begon het ook al bijna te vergeten, tot we ineens door toedoen van onze Finse promotor nieuwe contacten kregen. Met een Fins-Russische vriendschapsvereniging. Die mensen reageerden heel enthousiast en uiteindelijk konden we hier drie dagen spelen.’

Henk wordt aangetrokken door het mysterieuze dat bepaalde steden bezitten. ‘Ze zijn voor mij op een heel vreemde manier aantrekkelijk. Om in zo’n stad te spelen maakt het voor mij bijna nog boeiender. Het is een soort overwinning. Wat mij in Moskou trekt is zeker ook het feit dat er op deze plek nog niet zo’n gevestigde rockcultuur is. Als je naar Amerika gaat betekent dat vaak dat je in het Amerikaanse systeem van rockmuziek terecht komt en het hele programma af moet werken. Wij hebben toch een klein beetje de rug naar Londen en New York gekeerd. Als je het over popmuziek hebt is er toch een grotere muur tussen het continent en het westen dan tussen het continent en het oosten. Dat is natuurlijk heel jammer, maar op een gegeven moment moet je het besluit kunnen nemen om niet meer die enorme verovering van Amerika na te streven. Omdat ik sowieso wil blijven reizen en op andere plaatsen spelen, vind ik het gewoon interessanter om me op deze gebieden te richten, ook voor mijn eigen ontwikkeling, voor de dingen die ik hier wil zien, de mensen die ik hier ontmoet, de gesprekken die ik voer. Dat soort dingen worden voor mij steeds belangrijker. Ik ken nu al mensen in Finland waarvan ik zeker weet dat ik er de komende jaren, misschien wel de rest van mijn leven, een bijzondere verhouding mee zal hebben.’

Hij knikt als ik opmerk dat wij zowel in geografisch opzicht als vanuit historisch perspectief bekeken toch eigenlijk dichter bij Rusland staan dan bij Amerika.

‘Dat is absoluut waar. Maar vanuit de moderne muziek gezien en zeker ook vanuit het leven als pop- en rockmuzikant, ligt het toch nog altijd veel meer voor de hand om je op Amerika en Engeland te richten. Vandaar dat deze trips voorlopig nog heel uniek zijn. Ik denk wel dat daar de komende jaren verandering in zal komen. Er hebben hier wel meer bands gespeeld, maar die kwamen dan via het ondergrondse circuit. Wij zijn de eerste groep uit Nederland die op officiële uitnodiging in een grote zaal speelt. Ik denk ook dat als zoiets kan, dat er dan meer uit te halen moet zijn. Volgens mij is daar ook behoefte aan. Ik ontmoet mensen die onze muziek helemaal niet kennen en er hier pas voor het eerst mee worden geconfronteerd, die er zoveel van hebben opgezogen en na afloop zoveel gedetailleerde vragen hebben, over de teksten, over de muziek en de wendingen daarin. Een journalist zou daar een aantal concerten mee bezig zijn.

‘Er is behoefte aan uitwisseling van ideeën. Dat merk je aan alle gesprekken die je voert, met de gidsen die je begeleiden maar ook met mensen die op straat met je in contact proberen te komen. En in eerste instantie willen ze dan geld wisselen, iets van handel drijven. Maar als je dan uitlegt dat je geen toerist bent, dat je hier werkt en je geld krijgt, dan beginnen ze vaak hele interessante gesprekken. Over wat je hier komt doen. Of ze willen de prijs van een videorecorder weten. Mensen die tekeningen maken op straat beginnen een klein gesprek over kunst. Dat is opmerkelijk. Dat is iets wat je in Parijs niet gebeurt. En in Amsterdam ook niet.’

Op de derde avond van ons verblijf in Moskou kom ik samen met John Oomkes van het Haarlems Dagblad ergens in het Zuid-Westen van Moskou in een klein theater – maatje Shaffy – terecht, dat onder een flatgebouw is gesitueerd. Hier speelt de groep van regisseur Vladimir Bieljakowicz iedere dag twee voorstellingen, om zes uur en om negen uur, die steevast zijn uitverkocht. Vandaag staat een van de satirische blijspelen van de zestiende-eeuwse Florentijnse staatsman en historicus Machiavelli op het programma. Hoewel ik nauwelijks iets van de Russische taal versta wordt er met zoveel expressie gespeeld dat de avond desalniettemin onvergetelijk wordt. Een uitgekiende belichting en dito geluidsdecor dragen er mede toe bij dat de voorstelling tot ver boven de middelmaat uitstijgt. Het is na elven als we weer buiten staan en proberen met handopsteken een taxi te bemachtigen. Twee Nederlanders in de regen in een stille buitenwijk van Moskou. Aan de andere kant van de weg staat eenzaam en verlaten een kleine orthodoxe kerk. In de verte nadert een ambulance. Vlak bij ons gekomen remt de chauffeur en een witgekielde verpleger vraagt waar we naar toe moeten. Hotel Cosmos, waar wij deze dagen verblijven, ligt echter enigszins uit hun richting, zodat we alsnog van een taxi gebruik moeten maken.

In de bar van ons hotel worden we voornamelijk omringd door prostituées en geldwisselaars, die ieder op hun eigen manier maar met hetzelfde doel – hard currency – onze aandacht proberen te trekken. Een van de bazen in deze wereld van illegale transacties vertelt, dat hij in het hele hotel zo’n dertig mensen voor zich heeft werken en dat hij nog maar vijf jaar heeft te gaan en dan is hij binnen. Op de begane grond raken twee mannen met elkaar slaags. Binnen enkele ogenblikken duiken uit allerlei hoeken geüniformeerde gezagsdragers op. Een felle klap met een wapenstok op een tafeltje, wat gesnauwde bevelen en alles gaat weer zijn ‘normale’ gangetje.

De volgende dag is alweer de laatste van onze Moskou-trip. Het optreden van The Nits die avond is al op voorhand uitverkocht. De ontbijtshow op televisie toont beelden van het eerste concert. In het begin van de middag lopen we bij toeval een camera-ploeg van het NOS Journaal tegen het lijf, op tweehonderd meter van de plek waar Rob Marinissen op een zonovergoten Rode Plein aan een fotosessie met The Nits bezig is. We vertellen Journaal-correspondent Martin van den Heuvel over het succes dat The Nits in Moskou hebben en dat het niet onwaarschijnlijk is dat de groep volgend jaar terugkeert voor een grote tournee. Kortom: het betreft hier nieuws. Echter Van den Heuvel en vooral zijn producer zien weinig in het onderwerp. ‘Te weinig tijd’ wordt als weinig overtuigende reden opgegeven. Ze moeten tenslotte over twee uur vertrekken.

Nu hoeft het maken van een dergelijk nieuws-item nauwelijks meer dan vijf minuten in beslag te nemen, maar tja, The Nits zijn nu eenmaal geen Madonna of Prince. Als we enkele minuten later met de groep terugkeren naar de plaats waar de tv-ploeg zojuist nog druk aan het werk was, blijken de NOS-vogels gevlogen.

We gaan verder naar de Goem, het bekendste warenhuis van Moskou, waar elke dag weer zo’n 350.000 mensen door een doolhof van gangen schuifelen. De Goem is een bouwwerk zo groot als drie kathedralen naast elkaar, protserig en schitterend tegelijk, met een veelvoud van bruggetjes en doorkijkjes, waar de vele lichtinvallen door de glazen overdekking voor een ware caleidoscoop van kleuren zorgen. De ideale plaats om nog eens een keer een videoclip op te nemen, meent Henk Hofstede, die vast van plan is daarvoor de volgende keer de nodige attributen mee te nemen. Terwijl Rob de vier Nits als onbeweeglijke schaakstukken in een onwerkelijke wereld posteert, raak ik in gesprek met de tolk Anna. Ze blijkt een groot liefhebster te zijn van de muziek van onder anderen Swans en Foetus maar rekent ook David Sylvian tot haar favorieten. Ze is enthousiast iemand te treffen die haar kan informeren over de laatste ontwikkelingen op het terrein van de progressieve westerse muziek en noemt me haar ‘soulbrother’.

Ik vraag Henk hoe hij het succes van The Nits in Moskou ervaart. ‘Ik moet je zeggen dat ik, hoewel ik er enorm naar verlangde, er tegelijkertijd ook als een huis tegenop zag. Het had natuurlijk ook een mislukking kunnen worden. Op het moment dat je zo’n zaal binnenkomt, waar zo’n 3000 mensen op je zitten te wachten, dan weet je dat je daar in Nederland veertien gouden platen voor moet hebben plus Lee Towers moet heten. Dat het hier lukt vind ik nog steeds een klein wonder.’

Net als ik is Henk helemaal door Moskou ingepakt. ‘Omdat ik Helsinki kende, had ik een veel strenger en somberder beeld van deze stad. Wat me hier echter opvalt is dat alles heel kleurig is. De huizen zijn bijna Zuid-Europees, met al die pasteltinten. We hebben hier ook wel een aantal sombere dagen gehad, met natte sneeuw en regen. Dat doet de stad ook wel goed. Moskou heeft een bijzondere schoonheid. En overal die kerken met die gouden glimmende uitjes erop. De mensen lopen vrij traag. Dat is ook zoiets. Er zijn bepaalde tempo’s in steden. New York is vrij snel. En Moskou halveert dat. Men leeft wat langer en neemt dus de tijd hier, haha. Wat betreft de kleding komt het wel overeen met wat ik me daarvan had voorgesteld. Het is allemaal heel ouderwets. Een vleugje jaren vijftig. Sommige meisjes en jonge vrouwen zien er zo uit, ja prachtig hoor, met die combinatie van geboende gezichten. Je wilt natuurlijk ook altijd dat beeld hebben. Dat herken je. Dat heb je bedacht, al van tevoren… de Russische vrouw zal er zó uitzien. Dat kom je dan ook zo tegen, met van die opkleurende wangetjes… je kunt het uittekenen. Maar als zij de kans krijgen een Chanel-pakje te scoren, dan moeten ze dat natuurlijk doen. Want ook de kokerrok mag hier en daar wel eens verschijnen. Het hoeft niet allemaal strak in de wollen onderbroek, haha.’

Hij is het met me eens dat een te grote invloed vanuit het westen desastreus zou kunnen uitpakken voor de charme die Moskou heeft, maar merkt ook op dat het vaak de romantische inslag van de toerist is die wil dat alles onveranderd blijft, ongeacht of dat nu wel zo positief is voor de bewoners van een bepaalde stad.

Zoals Henk eerder opmerkte is een trip naar Moskou nu nog iets unieks. Het ziet er echter naar uit dat de Russische hoofdstad al in de nabije toekomst overspoeld zal gaan worden met westerse toeristen. ‘Eigenlijk gebeurt dat al een beetje. Maar dat is iets wat elke aantrekkelijke stad heeft. Het reizen wordt steeds algemener. Een van de voordelen van muzikant zijn, maar je kunt ook ballet doen, is dat je eigenlijk een vrij uniek reiziger bent. Maar juist omdat de groep reizigers groter en groter wordt moet ik zeggen dat dat wel eens mijn momenten aantast. Kijk, heel veel mensen gaan gewoon in de zomer op reis. Er zijn mensen die houden van wintersport. Er zijn pieken en daar blijf ik liever vanaf. Dan speel ik liever. Maar daartussen kon je dan altijd een keertje Venetië in een stille periode gaan zien. Dat is een beetje voorbij. Ben je in Moskou, kom je Frank Zappa tegen, haha.’

Een paar uur later betreden The Nits voor de derde achtereenvolgende avond het podium van Hotel Rossia. Alles loopt soepel. Henk Hofstede grapt met het publiek. Iedereen is uitgelaten en danst over het podium. Rob Kloet en Joke Geraets laten keer op keer horen de best op elkaar ingespeelde en meest interessante ritmesectie uit de Nederlandse popwereld te zijn. Wijs me een drummer die zo efficiënt en tegelijkertijd zo speels met zijn instrumenten omgaat als Rob Kloet, een popbassist die zo’n melodieuze aanpak heeft als Joke Geraets. Uit de zaal klinken kreten van herkenning als de eerste tonen van In The Dutch Mountains worden ingezet. Het nummer schijnt een grote hit in de Moskouse discotheken te zijn. Na afloop zijn er de bekende rituelen van bloemen en handtekeningen. Backstage inventariseert Panorama de Russische jeugd. Overal zijn alleen maar blije gezichten te zien. Een grote man loopt op me af, zwart pak, knalrood overhemd, schreeuwende das, hangsnor: ‘Thank you. Thank you so very much.’ The Nits waren in Moskou. Het is lente.

WWW
nits.nl

*Lees ook: Kinderen Van De Glasnost