Hij nam met de Britse popartiest Sting een cd op met werken van John Dowland. Op zijn eigen soloalbum ‘The lute is a song’ gaat de Bosnische luitist Edin Karamazov enkele stappen verder en exploreert hij met zijn instrument muziek uit pop, folk en klassieke tradities van de Renaissance tot nu.
door C. Cornell Evers Klassieke Zaken 24 maart 2009
Edin Karamazov (1965) studeerde luit bij de befaamde Hopkinson Smith aan de Schola Cantorum in Bazel (1994-1999) en werkte met ensembles als Hespèrion, het Hilliard Ensemble en het Orpheus Chamber Orchestra en de vocalisten Andreas Scholl en Arianna Savall. En met Sting. Met deze laatste werd hij bij een groot publiek bekend.
Popartiesten die zich met klassieke muziek willen bewijzen, zijn daarmee vaak minder succesvol, in artistiek opzicht. Elvis Costello probeerde het met de strijkers van het Brodsky Kwartet en later met de mezzosopraan Anne Sofie von Otter. Ook Paul McCartney ondernam enkele pogingen. De ex-Beatle wilde met ‘Ecce cor meum’ zelfs een eigentijdse ‘Messiah’ componeren. Het uiteindelijke resultaat liet horen dat hij echt beter popliedjes kan maken.
Hoe anders was het klassieke uitstapje dat Sting in 2007 met Edin Karamazov maakte. Het grote verschil met zijn collega’s was dat Sting, die bekend werd als de zanger van de rockgroep The Police, niet de pretentie had om zelf klassieke muziek te schrijven. ‘Songs from the labyrinth’ was een eerbetoon aan de Elizabethaanse componist John Dowland (1563-1626). Speciaal hiervoor leerde Sting, van huis uit basgitarist, met hulp van Karamazov luit spelen. Het resultaat was prachtig. Begeleid door de Bosnische virtuoos zong Sting de oude ‘Liederen’ alsof hij nooit anders had gedaan, warm en met de kracht van ingetogenheid. ‘Een opmerkelijke triomf,’ jubelde The Guardian. En de prestigieuze Le Monde schreef: ‘De poëzie van dit met zorg gezongen album komt voort uit de nauwgezetheid en eerlijkheid waarmee deze popartiest Dowlands teksten vertolkt.’ De aandacht ging uit naar Sting. De echte kracht achter het succes, zo bewezen de concerten, was echter vooral Edin Karamazov, ‘The master magician of the lute’ zoals hij wordt genoemd.
Edin Karamazov neemt graag risico’s. Voor hem gaan de mogelijkheden van de luit verder dan de muziek uit de renaissance. Op zijn solo-cd ‘The lute is a song’ exploreert hij met aartsluit (en elektrische gitaar) werken van Johann Sebastian Bach, Henry Purcell en Georg Friedrich Händel en van moderne componisten als Leo Brouwer en Carlo Domeniconi. Prachtige bijdragen zijn er van de sopraan Renée Fleming in ‘Dido’s Lament’ uit Purcells ‘Dido and Aeneas’, van de countertenor Andreas Scholl in Händels ‘Oh Lord, whose mercies numberless’ en de Macedonische zangeres Kaliopi in de gevoelige folksong ‘So maki sum se rodila’. Dat Sting door zijn studie voor ‘Songs from the labyrinth’ niet alleen luit heeft leren spelen maar ook beter is gaan zingen, is te horen in het door de popster zelf geschreven wonderschone ‘Alone with my thoughts this evening’. Er staat slechts één compositie op de cd die oorspronkelijk voor luit is geschreven, de transparante ‘Sonata’ van de vroeg achttiende-eeuwse, tamelijk onbekende Italiaanse componist Giovanni Zamboni. ‘Een voorbeeld van belcanto meesterschap,’ noemt Edin Karamazov deze licht dromerige compositie. En maakt er vervolgens een instrumentale diamant van. Edin Karamazov noemde zichzelf ooit in een gesprek met Sting de op een na beroemdste luitist in de wereld. Wie dan wel de beroemdste was, wilde de popster weten. ‘Jij, mijn vriend,’ antwoordde Karamazov. ‘Maar,’ zo voegde hij er fijntjes aan toe, ‘dat heeft niets met talent te maken.’
The lute is a song
Edin Karamazov, Sting, Renée Fleming, Andreas Scholl, Kaliopi
Decca 478 1077