door C. Cornell Evers 21 augustus 1993
In een wereld die alsmaar kleiner wordt groeit de kaart van de muziek.
Paradoxaal genoeg kunnen wij de weg die uit de doodlopende stegen van de geschiedenis naar de wegen van de toekomst voert vinden door onze wortels te herontdekken.
(Charles Camilleri, Maltezer componist)
Het is eigenlijk ironisch dat de muziekliefhebber met zin voor avontuur vaak dweept met muziekvormen die voor een westers oor exotisch klinken maar die in werkelijkheid uitermate behoudend zijn. Een muzikant die in hart en nieren traditioneel is moet onbuigzaam zijn, hij moet zich verzetten tegen elke mogelijke aantasting van de traditionele waarden. Het gevolg is echter muziek die verkalkt en van binnenuit dood gaat.
De Tunesiër Anouar Brahem, een meester op de oud (fretloze korthalsluit met dubbele snaren), is zich hiervan bewust. Hij is een modern musicus met een diep respect voor en een grote kennis van de Arabische klassieke muziek. In Brahems muzikale leven komen geen geografische begrenzingen voor. Zijn CD Conte de l’Incroyable Amour (ECM 1457) heeft iets van een pan-Islamitisch project, door de samenwerking met de Turkse musici Kudsi Erguner en Barbaros Erkose. Erguner bespeelt de nay, de langgerekte rietfluit uit de Islamitische cultuur. Hij wordt wereldwijd erkend als een van de muzikale leiders uit de traditie van de Sufi derwisjen, maar speelde bijvoorbeeld ook in een popcontext met Peter Gabriel. Erkose is een begenadigd klarinettist die beroemd is geworden met The Erkose Ensemble. In samenspel met dit tweetal en de folkloristische percussie-noten strooiende Lassad Hosni brengt Brahem op Conte de l’Incroyable Amour op onnavolgbaar lyrische wijze de ziel van de Arabische mystiek tot klinken.
Anouar Brahem wordt alom gezien als de beste luitspeler van Tunesië. Hij is ook een van de drijvende krachten achter het Centre des Musiques Arabes et Méditerranéennes dat is ondergebracht in Ennejma Ezzahra, een paleis in Neo-andalusische stijl dat baron Rodolphe d’Erlanger (schilder, schrijver en muziekliefhebber) in het begin van deze eeuw liet bouwen in de Tunesische kustplaats Sidi Bou Saïd. In 1991 nam de Tunesische regering het besluit om in Ennejma Ezzahra een wetenschappelijk onderzoekscentrum en nationaal geluidsarchief onder te brengen, waar ondermeer de verschillende stromingen en onderlinge verbanden in de muziek van de Arabische en mediterrane wereld in kaart worden gebracht. De wereld moet leren dat Arabische muziek meer is dan ‘alleen’ een etnisch verschijnsel, dat Arabische klassieke muziek net zo belangrijk is en net zo veel waarde heeft als de over het algemeen als superieur ervaren westerse kunstmuziek zoals we die kennen van Bach, Beethoven en Mozart.
De culturele scheiding tussen Europa en de Arabische wereld en direct daaraan grenzend de Oriënt was niet altijd even streng. In veel oude muziek met wortels in zuidelijke streken is hoorbaar sprake van een beïnvloeding. In twee richtingen, zoals de verzameling muziek-instrumenten in Ennejma Ezzahra duidelijk maakt. De bezoeker met een zekere kennis van de authentieke muziekpraktijk zal daar menig bekend voorwerp aantreffen, instrumenten zoals ze nog altijd worden gebruikt. Een voorbeeld van zo’n instrument is de middeleeuwse luit. Deze is een naaste verwant van de oud (ud), die een belangrijke rol speelt in de muziek van de Arabische landen.
Westerse musici zijn vaak driftig op zoek in de mediterrane muziek. Er zijn er echter slechts weinig die beseffen dat in het raamwerk van het eigen verleden vaak het doel al schuilgaat dat zij zo graag willen bereiken. Centre des Musiques Arabes et Méditerranéennes wil proberen de oude banden te herstellen en weer aan te halen. Wie met open oor naar de klank van de oud luistert, hoort dat de cello uit de suites van Bach niet ver weg is. Net als veel Arabische componisten wekt ook Bach de suggestie dat muziek zonder einde is, altijd door kan gaan. En wat te denken van sommige piano-werken van Chopin waarbij de linkerhand een voortdurende ‘beat’ speelt, terwijl de ander de geest van improvisatie tevoorschijn tovert, wat weer precies de kern is van veel Arabische muziek.
In de wereld van de klassieke muziek was Europa lange tijd God, het centrum van alles. Andere landen telden niet. De oude denkpatronen beginnen echter te veranderen. Europa blijkt omringd door andere culturen. Door deze manier van kijken kunnen ook de normen worden bijgesteld die zolang allesbepalend waren en waarbij alles en iedereen moest voldoen aan de wetten van de Europese muziek.
De klassieke muziek zoals we die kennen komt voor een groot deel voort uit wat enigszins vaag met ‘de klassieke periode’ wordt aangeduid, die duurde van 1750 (het sterfjaar van Bach) tot 1800. De muziek uit die relatief korte periode wordt gekenmerkt door een volmaakt evenwicht tussen vorm en inhoud. Mozart, Haydn en de jonge Beethoven waren hier de meesters. De klassieke periode werd gevolgd door de romantiek die meer op entertainment was gericht. Deze romantiek nu is na een tijd van abstractie weer terug in de muziek. Ditmaal is echter niet de romantische liefde het leidmotief, maar de liefde voor het grote geheel van de wereld, een wereld die wordt bedreigd door allesvernietigende oorlogen, hongersnood en milieuvervuiling.
Hier kan mediterrane muziek een rol gaan spelen, zoals bijvoorbeeld al gebeurt in de muziek van componisten als Steve Reich en Michael Nyman. Muziek van mediterrane oorsprong heeft vaak iets ‘aards’, het onderscheid tussen populair entertainment en de zogenaamde ‘hoge kunsten’ is minder belangrijk. De mediterrane wereld is in de ogen van noorderlingen bijzonder slecht georganiseerd, maar ze werkt. Hetzelfde in de muziek, die puur vermaak kan zijn en tegelijkertijd een hoger doel kan dienen.
‘Het is absoluut niet onze bedoeling om dit project te beperken tot de Arabische en mediterrane wereld,’ zegt Anouar Brahem over Centre des Musiques Arabes en Méditerranéennes. Al wekt de naam van het centrum misschien die indruk, ik hoop dat we uiteindelijk voldoende argumenten hebben om de hele wereld te kunnen overtuigen van het belang van de muziek die ons ter harte gaat.’
Die hele wereld strekte zich in beginsel overigens niet verder uit dan de naaste buren van de Tunesiërs. Musici uit Palestina, Algerije, Marokko en Libië, om een paar landen te noemen, hadden elkaar tot voor kort nooit ontmoet, laat staan horen spelen. Anouar: ‘Ze zijn zich vaak niet eens van elkaars bestaan bewust. Communicatie loopt via de officiële kanalen en de radio speelt deze muziek gewoon niet of nauwelijks.’
Gevraagd in hoeverre het voor hem belangrijk is om de traditionele klassieke muziek verder te ontwikkelen antwoordt de oud-speler een hekel te hebben aan ‘het restaureren van ruïnes’ waarmee musicologen zich doorgaans bezighouden. ‘Ik heb echter veel respect voor goede musici die oprecht zijn en die weten hoe ze iets op de best mogelijke manier moeten doen. Musicologen denken vaak dat ze de oude muziek helpen, maar dat is niet zo. Muziek is niet gebaat met purisme. Het is mogelijk om trouw te zijn aan de geest van de traditie en op hetzelfde moment vrij te zijn in de wijze waarop de muziek wordt benaderd. Ik vind het achterlijk om een bepaalde soort muziek op precies dezelfde manier te willen spelen als pakweg honderd jaar geleden. Wij zijn mensen van vandaag. Wij leven nu.’