John Cale
Het gaat goed met John Cale. Hij werkte het afgelopen jaar mee aan uiteenlopende plaat- en theaterprojecten en stond samen met Lou, Sterling en Mo weer op de planken als The Velvet Underground.
door C. Cornell Evers, OOR 15 december 1990
Afgelopen zomer, om precies te zijn op 15 juni, kwam een legende tot leven. Tweeëntwintig jaar waren voorbij gegaan, sinds ze voor het laatst als groep op een podium hadden gestaan. Drie heren van middelbare leeftijd en een mollige huisvrouw: Lou Reed (zang, gitaar), John Cale (bas, viool), Sterling Morrison (gitaar) en Maureen ‘Mo’ Tucker (drums). Niemand die hierin nog had geloofd. Vooral zij zelf niet. Samen speelden ze een vijftien minuten durende versie van een van hun beroemdste songs, Heroin, ter gelegenheid van de Andy Warhol-manifestatie Pub-Pop-Rock, door de Cartier Foundation – een Franse stichting voor moderne kunst – georganiseerd in Jouy-en-Josas, een voorstad van Parijs. ‘Ik had dit absoluut niet verwacht,’ kijkt John Cale op de gedenkwaardige gebeurtenis terug. ‘Er waren teveel spanningen tussen Sterling en Lou. Op een of andere manier zijn die blijkbaar in rook opgegaan, tijdens een lunch of zo. Ik was verrast maar vond het geweldig. Sterling is zo’n beminnelijk persoon en ik was erg blij dat hij en Lou eindelijk weer met elkaar spraken. Ik vind ook dat Lou niet zo moeilijk moet doen over sommige uitspraken die anderen in de loop der jaren hebben gedaan. Als er namelijk iemand is die vaak enorm zijn gal heeft gespuwd, dan is hij het wel.’
Of het bij die ene keer blijft? Hij aarzelt, mompelt: ‘Er is een keer iets genoemd. Misschien. Zolang Lou een reünie niet als een bedreiging ervaart, is er altijd de mogelijkheid dat we weer een keer samen spelen. Hij heeft soms echter het gevoel dat zijn eigen carrière er enorm slecht voor staat. Op zo’n moment ziet hij elke betrokkenheid bij de Velvet Underground als het slaan van de laatste nagel in de doodskist van zijn eigen carrière. Volgens mij gaat het echter prima met hem en maakt hij zich onnodig zorgen. Het gebeurt echter iedere keer weer opnieuw, zogauw The Velvet Underground maar even in beeld komt, dat hij problemen begint te maken. Zijn ego kan er absoluut niet tegen om voor een groep weggecijferd te worden.’
Fascistisch
Met zijn vaak macaber klinkende viool- en baspartijen stuwde John Cale de Velvet Underground naar een legendarische hoogte. Zijn solo-carrière nadien werd mede gevoed door angst en paranoia, waarmee hij zichzelf en zijn publiek de stuipen op het lijf joeg. ‘Fear is a man’s best friend’. Deze woorden vormden een tijd lang min of meer zijn lijfspreuk. Ook nu duikt hij nog wel eens gillend onder de piano. The show must go on. Inclusief de sensatie van het ongewone, de waanzin van een vaudeville-artiest desnoods. Waarna hij het publiek met een hoofse buiging dank zegt.
‘Been There Done That is een soort antwoord op al die mensen die geilen op steeds gekkere, steeds krankzinniger optredens. Om indruk te maken, is het echter helemaal niet nodig een weirde performance te doen. Er zijn zoveel verschillende manieren om opwindend te zijn. Ik heb het dan over rock & roll, niet over iemand als Karen Finley (controversiële performance-artieste – CCE). In wat zij doet, zit wel een zekere waarheid. Ik geloof echter niet dat de manier waarop zij zich presenteert, goed is voor haarzelf, noch voor de onderwerpen waarmee zij zich bezig houdt.’
De tijden zijn voorbij dat het leven van John Cale werd bepaald door chaos en vervreemding en ook wordt hij niet meer continu op de hielen gezeten door de dreigende schaduwen van de enorme hoeveelheden drugs die bij wijze van spreken als ontbijt naar binnen werden gewerkt. ‘Angst staat voor mij nu gelijk aan het kwijtraken van de weg, niet meer weten waar je mee bezig bent, omdat je teveel tegelijkertijd wilt. Ik heb me daar in het verleden nogal eens schuldig aan gemaakt. De chaos die daarvan het gevolg was, wil ik nu echter zo ver mogelijk van mij vandaan houden. Het brengt je tot een bepaald gedrag, een soort geestesgesteldheid waarmee ik nooit meer iets te maken wil hebben. Het was een fascistische vorm van greep op de dingen willen hebben. Die controle over alles, daar ben ik niet meer in geïnteresseerd.’
Echt relaxt is hij nog altijd niet. Hij maakt een jachtige indruk en frunnikt continu aan zijn haar. Door het zwart van de kleurspoeling grijnst onverbiddelijk grijs. Hij is coöperatief en vriendelijk. Soms echter lijkt hij in zijn hoofd al mijlen ver voor de interviewer uit te spurten en beantwoordt hij vragen die nog gesteld moeten worden. ‘Ik weet niet of ik ooit weer met een groep wil werken. Alleen onder de juiste condities, denk ik.’ Een grimas trekt over het magere, wat ingevallen gezicht, alsof een herinnering aan voorbije tijden hem even pijnlijk raakt. ‘Ik zou in dat geval de muzikanten ook zeer zorgvuldig moeten selecteren, in elk geval zorgvuldiger dan ik in het verleden deed. Weet je, er is heel wat voor te zeggen om solo op te treden. Veel songs hoor je op deze manier veel beter dan wanneer ik ze met anderen uit zou voeren. Natuurlijk, er zijn stukken die alleen maar met een band gedaan kunnen worden. Ik bedoel, Sabotage en Ready For War zouden in een solo-uitvoering belachelijk klinken.’
Muziek moet sensueel zijn, absoluut
John Cale is productief. Begin dit jaar bracht hij samen met Velvet Underground-kompaan Lou Reed op de CD Songs For Drella hulde aan de in 1987 overleden paus van de pop-art Andy Warhol. Daarnaast werkte hij mee aan een plaatproject van de Newyorkse producer Hal Willner, geconcentreerd rond schrijver, performer en levensgenieter William S. Burroughs. Op deze plaat – Dead City Radio – zijn naast Cale en Burroughs zelf ook nog Donald Fagen, Cheryl Hadwick, The NBC Symphony Orchestra, Lenny Pickett, Sonic Youth en Chris Stein te horen. Met Bob Neuwirth schreef Cale het audiovisuele theaterstuk The Last Day On Earth (‘Een serie love-songs, live gespeeld als soundtrack bij een film.’), uitgevoerd in The Kitchen in New York en recentelijk verscheen de popplaat Wrong Way Up, door Cale opgenomen in een samenwerkingsverband met geluidskunstenaar en producer Brian Eno.
John Cale: ‘Het is altijd interessant mensen met tegenovergestelde culturele achtergronden samen aan het werk te zetten. Daar kunnen hele opwindende dingen uit voortkomen. Kijk naar wat Miles Davis en Gil Evans hebben gedaan. Dat was echt magie. Wat dat betreft zou ik willen dat Bob Dylan eens tegen iemand aanliep die een aantal strijkersarrangementen voor hem schreef. Bob had al lang een keer met Phil Spector moeten werken. Ik zou Dylan graag eens in een Wagneriaanse context horen.’
De samenwerking met Brian Eno voor Wrong Way Up was niet geheel toevallig. De aanzet daartoe vormde de eind vorig jaar uitgebrachte door Brian Eno geproduceerde langspeler Words For The Dying (‘Die titel kan op iedereen slaan, ik had daar geen speciale groep mee voor ogen.’). The Falklands Suite, een orkestraal werk gebaseerd op gedichten van Dylan Thomas, neemt een belangrijk deel van de ruimte op deze plaat in beslag. Andere stukken zijn twee korte piano-composities, Songs Without Words, en de popsong The Soul Of Carmen Miranda, die is geïnspireerd op de gelijknamige Braziliaanse samba-koningin die in de jaren veertig op Broadway werd geïntroduceerd als The Brazilian Bombshell. Het tot leven brengen van deze flamboyante dame in de vorm van een song kostte het tweetal Cale en Eno nauwelijks drie uur. Het resultaat beviel en plannen om samen een hele langspeler met popsongs op te nemen volgden.
‘For reminding me of the lessons of the past.’ Dit staat te lezen onder de gebruikelijke dankzeggingen op de hoes van Words For The Dying. De geadresseerde is Brian Eno. Cale: ‘Hij heeft me geleerd geduld te betrachten en met respect voor het proces te werk te gaan. Dat is iets wat ik vroeger nooit heb gedaan.’
Crypto-marteling
Ondanks menig avantgardistisch avontuur in het verleden, is Cale verre van een liefhebber van de zogenaamde seriële muziek. ‘Toen ik nog studeerde, vond ik al dat al die wiskundige figuren het geheel wel erg cryptisch maakten. Een ware marteling om naar te luisteren. Ik heb nooit begrepen hoe iemand met een beetje oren aan zijn hoofd muziek kan maken die je ontslaat van elke verantwoordelijkheid te luisteren naar wat je doet. Je werkt een soort theorie uit en zolang die theorie klopt, ben je accuraat bezig. Daar moet dan nog eens zoiets als gevoel boven op komen, voor zover dat tenminste al mogelijk is. Uit dat soort dingen vloeit niets voort. Ik zie het voornamelijk als een verheffing van de wansmaak, een ontkenning van elk effectief gevoel. Het is pure zelfverloochening. Klassieke muziek moet de mogelijkheid bieden de persoonlijkheid van de componist te laten doorklinken. En muziek moet sensueel zijn, absoluut.’
Als hij nadenkt over eventuele veranderingen of nieuwe stromingen, over de gecomponeerde muziek van de nabije toekomst, dan zullen toch vooral technische ontwikkelingen hun invloed doen gelden, meent hij. ‘Er zal waarschijnlijk een ander soort stereo komen. Daarbij kan dan van meerdere klankbronnen gebruik gemaakt worden. Dat betekent voor componisten dat ze nog meer controle kunnen uitoefenen, dat ze nog meer mogelijkheden hebben en dat ze dus nog meer beslissingen moeten nemen. Op een gegeven moment komt dan gewoon de dag dat mensen weer terug gaan verlangen naar de tijd dat je aan een eenvoudig symfonie-orkest voldoende had. Of een grote ecologische beweging snijdt wereldwijd de stroom af.’